In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
6.4 Biologisch evenwicht
Slide 1 - Tekstslide
In de koolstofkringloop wordt door veel organismen stoffen verbrand, waarbij CO2 vrijkomt. Welke organismen in de koolstofkringloop doen aan verbranding?
A
alleen planten
B
alleen dieren
C
Alleen schimmels en planten
D
alle organismen
Slide 2 - Quizvraag
Welke organismen zorgen in de koolstofkringloop voor de vorming van glucose?
A
De producten
B
De consumenten
C
De reducenten
Slide 3 - Quizvraag
Met welke letter wordt koolstof altijd aangegeven?
A
C
B
N
C
O
D
H
Slide 4 - Quizvraag
Brengen reducenten koolstof terug in de koolstofkringloop?
A
nee
B
ja, als koolstofdioxide
C
ja, als koolhydraten
D
ja, als glucose
Slide 5 - Quizvraag
Hoe wordt in de voedselketens koolstof doorgegeven in de koolstofkringloop?
A
alleen als eiwitten
B
alleen als glucose
C
als energierijke stoffen
D
als energie arme stoffen
Slide 6 - Quizvraag
Een leerling maakt een schema om een aantal processen in de koolstofkringloop weer te geven (zie de afbeelding). In de koolstofkringloop spelen reducenten een belangrijke rol.
Welke letter geeft de omzetting aan die door reducenten wordt uitgevoerd?
A
Q
B
R
C
S
D
T
Slide 7 - Quizvraag
Brengen reducenten stikstof terug in de stikstofkringloop?
A
nee
B
ja, als nitraat
C
ja, als eiwitten
D
ja als koolhydraten
Slide 8 - Quizvraag
Hoe wordt in de voedselketens stikstof doorgegeven in de stikstofkringloop?
A
als eiwitten
B
als koolhydraat
C
als vetten
D
als glucose
Slide 9 - Quizvraag
energie arme stoffen
ernergierijke stoffen
Koolhydraten
Koolstofdioxide
Ammonium
Nitraat
Eiwitten
Vetten
Slide 10 - Sleepvraag
Nitraat
Ammonium
Plantaardige eiwitten
Dierlijke
eiwitten
Stikstofgas
Slide 11 - Sleepvraag
Wat past het beste op plaats 1, 2, 3 en 4
van het schema?
1
2
3
4
Dieren
Planten
(Rottings) bacteriën
stikstofbindenede bacteriën
Slide 12 - Sleepvraag
Leerdoelen 6.4 Biologisch evenwicht
Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven.
Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beïnvloed door biotische en abiotische factoren.
Slide 13 - Tekstslide
Invloeden uit de leefomgeving
biotische factoren: invloeden uit de levende natuur.
abiotische factoren: invloeden uit de levenloze natuur
Slide 14 - Tekstslide
Abiotisch
Biotisch
Slide 15 - Sleepvraag
De niveaus van de ecologie
Niveaus:
Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Ecosysteem
Slide 16 - Tekstslide
Van individu tot ecosysteem
Individu = een enkel organisme
Slide 17 - Tekstslide
populatie
Populatie = groep organismen van één soort, in een bepaald gebied.
Slide 18 - Tekstslide
Levensgemeenschap
= Alle populaties in een bepaald gebied.
- Ook planten, schimmels, bacteriën behoren hiertoe.
Slide 19 - Tekstslide
Ecosysteem
= Levensgemeenschap + alle
abiotische factoren erbij
Slide 20 - Tekstslide
Wat is een populatie?
A
Een boom
B
Een bos
C
Een groep individuen vd zelfde soort in 1 gebied
D
Alle organismen in een bepaald gebied is
Slide 21 - Quizvraag
Wat is een leefgemeenschap?
A
Een individu die in een bepaald gebied leeft
B
Een groep organismen van dezelfde soort
C
Een groep van verschillende soorten die in hetzelfde gebied leven
Slide 22 - Quizvraag
Wat is een ecosysteem?
A
Alle planten en dieren in een gebied
B
Alle abiotische factoren in een gebied
C
Alle planten, dieren, abiotische en biotische factoren in een gebied
D
Alle biotische factoren in een gebied
Slide 23 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een populatie?
A
Alle olifanten op aarde
B
Alle vissen in een sloot
C
Alle koolmezen in het streekbos
D
De mussen op het balkon van mr. Schoen
Slide 24 - Quizvraag
Behoren de egels op Texel tot dezelfde populatie als de egels op Vlieland?
A
nee
B
ja
Slide 25 - Quizvraag
6.4 Biologisch evenwicht
Slide 26 - Tekstslide
Populatiegrootte
De populatiegrootte is: het aantal organismen in een populatie.
De populatiegrootte hangt af van: de invloeden uit de omgeving, dus van biotische en abiotische factoren.
Biologisch evenwicht als de populatiegrootte door de jaren heen schommelt rond een bepaalde waarde
Slide 27 - Tekstslide
Hier zie je een optimumkromme
minimum
maximum
Slide 28 - Tekstslide
Populatiegroei
J-curve: exponentiële groei, invasieve exoten met onbeperkte hulpbronnen
Draagkracht
s-curve: schommelingen rond biologisch evenwicht
Slide 29 - Tekstslide
energierijke stoffen
energie arme stoffen
eiwitten
koolstofdioxide
zetmeel
vetten
nitraat
Slide 30 - Sleepvraag
Koppel de juiste uitleg aan de begrippen.
toestand waarin de grootte van elke populatie in een ecosysteem schommelt om een bepaalde waarde
alle biotische en abiotische factoren hebben de gunstigste waarden waardoor de groei- en voortplantingskansen het grootst zijn
een lijn in een diagram waarmee een minimum, optimum en maximum worden weergegeven