Democratische revoluties 7.3

De algemene volkswil hoort bij:
A
Voltaire
B
Locke
C
Rousseau
D
Montesquieue
1 / 48
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

De algemene volkswil hoort bij:
A
Voltaire
B
Locke
C
Rousseau
D
Montesquieue

Slide 1 - Quizvraag

Wie had trias politica bedacht?
A
Lodewijk XVI
B
Voltaire
C
John Locke
D
Montesquieu

Slide 2 - Quizvraag

Het idee van de volkssoevereiniteit past het best bij
A
Montesquieu
B
Locke
C
Rousseau
D
Voltaire

Slide 3 - Quizvraag

Verlichting is een gevolg van
...
A
Wetenschappelijke revolutie
B
Feodalisme
C
De Reformatie
D
Plantagekoloniën

Slide 4 - Quizvraag

Wie hoort bij deïsme?
A
Robespierre
B
Voltaire
C
Montesquieu
D
Rousseau

Slide 5 - Quizvraag

Welke filosoof uit de Verlichting vindt dit?
God heeft de wereld gemaakt en daarna niks meer met de wereld te maken gehad.
A
Voltaire
B
Locke
C
Montesquieu
D
Rousseau

Slide 6 - Quizvraag

De grondwet: hier staan de belangrijkste rechten van de burgers in vastgelegd, de president moet deze rechten beschermen. Van welke verlichte denker is dit idee afkomstig?
A
Montesquieu
B
Locke
C
Voltaire
D
Rousseau

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is geen kenmerk van de verlichting?
A
optimisme
B
tolerantie
C
vrijheid van meningsuiting
D
absolutisme

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Welke Revolutie was eerst?
A
Franse Revolutie
B
Amerikaanse Revolutie
C
Bataafse Revolutie
D
Belgische Revolutie

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een directe oorzaak van de Franse Revolutie?
A
Lodewijk XVI roept de Staten Generaal bijeen
B
Leden van de 3e stand verzamelen klachten
C
Inwoners van Parijs bestormen de Bastille
D
Boeren komen in opstand tegen hun landheren

Slide 28 - Quizvraag

Wanneer begon de Franse Revolutie?
A
1776
B
1783
C
1789
D
1793

Slide 29 - Quizvraag

Waarop was de gedachte van volkssoevereiniteit gebaseerd?
A
De renaissance
B
De wetenschappelijke revolutie
C
De verlichting
D
De Franse revolutie

Slide 30 - Quizvraag

Wat is geen stand vóór de Franse revolutie
A
Koning
B
Geestelijkheid
C
Adel
D
Boeren en burgers

Slide 31 - Quizvraag

Wat was de directe aanleiding voor het ontstaan van de Franse revolutie?
A
Frankrijk was blut
B
De koning riep de Staten-Generaal bij elkaar
C
De eed op de kaatsbaan
D
Het bestormen van de Bastille

Slide 32 - Quizvraag

Tijdens de Revolutie werd de Franse koning onthoofd. De hoeveelste Lodewijk was dit?
A
XIII
B
XIV
C
XV
D
XVI

Slide 33 - Quizvraag

Op welke datum herdenkt Frankrijk jaarlijks de Franse revolutie?
A
14 juli
B
27 april
C
4 juli
D
9 november

Slide 34 - Quizvraag

Wie had de macht in Frankrijk na de Franse Revolutie?
A
De rijke burgers
B
De Koning
C
Geestelijkheid en Adel
D
Adel

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de Bataafse Revolutie?
A
een democratische revolutie met steun van Pruisen
B
een democratische revolutie met steun van Frankrijk
C
Een opstand tegen de Bataafse koning
D
Een opstand tegen de Franse koning

Slide 36 - Quizvraag

Wat heeft te maken met de oorzaak van de Franse revolutie?
A
Geen inspraak in het bestuur
B
Bestorming Bastille
C
Napoleon heeft de macht
D
Er worden 12.000 mensen onthoofd

Slide 37 - Quizvraag

wat waren de 3 ideeën van de Franse Revolutie?
A
vrijheid, slaven, broerschap
B
vrij hebben, gelijk hebben, broeders hebben
C
vrijheid, gelijkheid, broederschap
D
vrijheid, gelijkheid, broer

Slide 38 - Quizvraag


Waar heeft de Franse revolutie NIET voor gezorgd?
A
Invoering grondwet
B
Adel en kerk verloren voorrechten
C
Minder macht bij vorsten
D
Standensamenleving ontstond

Slide 39 - Quizvraag

'Radicale politieke groep tijdens de Franse Revolutie, die voor het streng doorvoeren van de veranderingen was'
Dit is een omschrijving van:
A
de Jakobijnen
B
de Girondijnen

Slide 40 - Quizvraag

Door welke gebeurtenis in 1799 kwam er een eind aan de Franse revolutie?
A
De Franse revolutie.
B
Napoleon kwam aan de macht.
C
Afschaffing van de standenmaatschappij.
D
Alle antwoorden zijn ONJUIST

Slide 41 - Quizvraag

welke drie grote democratische revoluties ken je?

Slide 42 - Open vraag

wie waren de patriotten
A
democratische nederlanders
B
verlichte nederlanders
C
oranje aanhangers
D
aanhangers van frankrijk

Slide 43 - Quizvraag

Uit welk conflict is de Amerikaanse Revolutie voortgekomen?

Slide 44 - Open vraag

De democratische revolutie in de Republiek kwam voort uit onvrede over de situatie in eigen land. Noem twee aspecten van die onvrede?

Slide 45 - Open vraag

De amerikanen schreven in 1787 een geheel nieuwe grondwet. leg uit waarom een grondwet zo belangrijk is voor landen die een democratisch bestuur willen invoeren?

Slide 46 - Open vraag

De Franse revolutie kent drie fasen. Noem de drie fasen en geef bij elke fase het belangrijkste kenmerk

Slide 47 - Open vraag

leg uit waarom het stemmen per stand altijd ongunstig was voor de derde stand

Slide 48 - Open vraag