trappen van vergelijking

RECAP
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

RECAP

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij nog over comparisons?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Let op: welke vergelijkingswoorden hoor jij in in de rap? 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

bigger, taller, older, stronger
best

Welke vergelijkingswoorden herkende jij?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

beschrijvingen

- beschrijvingen worden gebruikt om mensen/dingen te omschrijven
bijvoorbeeld: small, nice, tall etc.
- om deze met elkaar te vergelijken gebruik je vergrotende/overtreffende vormen
bijvoorbeeld: smaller, nicer, taller
of smallest, nicest, tallest

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoe vorm je de comparisons?

neem de stam van het bijvoegelijk naamwoord:
+-er of +-est
bijvoorbeeld: smaller & smallest, richer & richest

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



hoe vorm je de comparisons?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



hoe vorm je de comparisons?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat is de juiste vorm?
A
biger
B
bigger
C
more big
D
biggier

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vul in:
good - better - ?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vul in:
? - wiser - (the) wisest

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vul in:
bad - ? - (the) worst

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

hoe gebruik je de vergelijking?
- je gebruikt het woord 'than' om te laten zien dat iets meer is dan het ander.
bijvoorbeeld: he is taller than me.
- je gebruikt het woord 'as' (twee keer) om te laten zien dat iets evenveel is als het ander.
bijvoorbeeld: he is as tall as me. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoe werkt de superlative (overtreffende)? 
- je gebruikt 'the' voor het woord om een overtreffende aan te geven.
bijvoorbeeld: 
he is the tallest boy I know.
of
he has the fastest car in the world. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welke is juist?
A
she is as prettier as me
B
she is prettier than me

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke is juist?
A
he is as intelligent as me
B
he is intelligent than me

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke is juist?
A
my mother is the sweetest woman I know
B
my mother is sweetest woman I know

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

opdrachten:
1. woordzoeker: zoek de woorden in de woordzoeker en schrijf vervolgens de vergelijkende woorden op.
2. onderstreep de vergelijkende woorden uit de tekst.
3. vul de goede vorm in.
4. schrijf een eigen verhaal met vergelijkende woorden. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

answers: exercise 1


1. Beautiful - more beautiful - most beautiful
2. Big - bigger - biggest
3. Boring - more boring - most boring
4. Clean - cleaner - cleanest
5. Comfortable - more comfortable - most comfortable
6. Good - better - best
7. Happy - happier - happiest
8. Heavy - heavier - heaviest
9. Quiet - quieter/more quiet - quietest/most quiet
10. Scary - scarier - scariest
11. Small - smaller - smallest
12. Stupid - stupider/more stupid- stupidest/most stupid

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

answers: exercise 2

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

answers: exercise 3

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies