Didactiek 6.3.

• Didactiek
• MBO
• Studiejaar 1

Didactiek 6.3.

Lesdoelen

• De student kan de criteria voor samenwerkend leren in eigen woorden weergeven.
  
• De student kent de verschillende rollen die nodig zijn bij groepswerk en kan deze- op niveau - uitleggen aan leerlingen.
  
• De student weet wanneer het beste samenwerkend leren, resp. alleen werken het beste kan worden ingezet.
  
• De student weet wat planmatig werken en handelingsgericht werken is.
  
• De student kent de cyclus van planmatig werken.
  
• De student kan werkvormen bedenken om aan het handelingsplan van een leerling tegemoet te komen.  

Wanneer is er sprake van
een goede samenwerking?

Kenmerken van een goede samenwerking

• Positieve wederzijdse afhankelijkheid
• Begeleiding en afronding zijn gericht op product en proces
• Door de vormgeving en de inhoud van de opdracht zijn individuele bijdrage noodzakelijk
• Ontwikkelt sociale vaardigheden

Samenwerkingsoefening

Ik maak tweetallen.

We gaan twee oefeningen doen met stift en papier.  

Na de samenwerkingsoefening gaan we evalueren 

     Samen tekenen

Pak samen met iemand een dikke stift vast. 

Teken (groot) een lief monster. 

De stift mag niet van het papier en je mag geen van beide de stift loslaten. 

Praten (communiceren) is verboden.

1

Nabespreken:

Hoe ging het?

- ging je mee met de ander?

- bepaalde jij steeds hoe er getekend werd?

- bepaalde jij een beetje of soms hoe er 

   getekend werd?

- was er samenwerking tijdens het tekenen of was er strijd?

Hoe/Wat voelde jij tijdens het tekenen?

Ik praat, jij tekent

Maak tweetallen. De spelers gaan met de ruggen naar elkaar toe zitten. 
Leerling 1 heeft een plaatje, leerling 2 heeft een A4 papier en een potlood

Opdracht:
Degene met het plaatje gaat nu aan de andere speler uitleggen wat er getekend moet worden, maar hij mag het voorwerp niet zeggen. Om het moeilijker te maken kun je als spelleider nog wat extra verboden woorden op het plaatje schrijven.

Lukt het de andere om het plaatje na te tekenen?

2

Zorg voor voldoende plaatjes.

Kerk, fiets, vliegtuig, toetsenbord, auto, afstandbediening, versierde kerstboom,

trekker, balpen, voet, vliegenmepper, fles, vaas met bloemen (bloem), bril, lamp, broek, 'een dier' (simpel), tennisracket, tent, 

Terugkoppeling

Was er sprake van een goede samenwerking?

• Positieve wederzijdse afhankelijkheid
  
• Begeleiding en afronding zijn gericht op product en proces
  
• Door de vormgeving en de inhoud van de opdracht zijn individuele bijdrage noodzakelijk
  
• Ontwikkelt sociale vaardigheden

Inhouds -en betrekkingsniveau

• Inhoudsniveau: Wat er gezegd wordt, de informatie die wordt overgebracht, de inhoud van het bericht.
• Betrekkingsniveau: Hoe iets gezegd wordt, hoe het proces verlopen is. 

Spreek in duo’s om beurten de volgende zinnetjes uit en speel met de niveaus. Kijk wat het effect is van een zin en hoe je verschillende betekenissen in de communicatielagen kunt waarnemen.

1. ‘Heb je wat te doen vanmiddag?’

2. ‘Er liggen nog vier dossiers op die tafel’

3. ‘Ik heb die klant binnengehaald’

4. ‘Waarom heb jij je niet voorbereid?’

5. ‘Dit boek moet jij eens lezen!’

Onderwijsleergesprek

Heeft iemand van jullie weleens een onderwijsleergesprek gevoerd op stage?

Onderwijsleergesprek

• De vaardigheid in het stellen van vragen
• De vaardigheid in het realiseren van wachttijden
• De vaardigheid in het verdelen van de beurten
• De vaardigheid in het reageren op antwoorden van leerlingen

Benoem eens momenten wanneer je dit toepast.

Planmatig werken

=handelingsgericht werken (HGW)

 

7 uitgangspunten (HGW)

1. Onderwijsbehoeften leerling centraal
2. Zorg voor afstemming en wisselwerking tussen kind en omgeving
3. Leerkracht doet ertoe
4. Positieve aspecten zijn van groot belang
5. Constructieve samenwerking tussen school en ouders
6. Doelgericht werken
7. Werkwijze school is systematisch en transparant

Eindopdracht 2

Schrijf in circa 6 zinnen over een leerling uit je stage klas met een specifieke onderwijsbehoefte. Schrijf daarbij onder welke doelgroep deze leerling valt en welke onderwijsbehoefte deze leerling heeft. 

Beschrijf vervolgens welke van de 7 uitgangspunten van handelingsgericht werken van toepassing zijn bij het begeleiden van de leerling. Beschrijf daarbij ook hoe die uitgangspunten in de praktijk eruit zien. 

Let op! Zorg dat je rekening houdt met de wet van privacy!