Semana 4.1 hfst 6 voorzetsels en wegwijzen

Semana 4.1 hfst 6 voorzetsels en wegwijzen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Semana 4.1 hfst 6 voorzetsels en wegwijzen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoy es lunes
programa de hoy
lezen tekst B1
Unidad 6 repaso: indicar el camino
preposiciones

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je in het Spaans?

U neemt de bus in de richting van Amsterdam
A
Usted toma el tren en dirección a Amsterdam
B
Usted tiene el autobús en dirección a Amsterdam
C
Usted tiene que querer el autobús en dirección a Amsterdam
D
Usted tomar el tren en dirección a Amsterdam

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je in het Spaans?

U moet instappen in de metro, lijn 8
A
Usted tiene que subir en el metro, linea 8
B
Usted tiene que bajar en el metro, linea 8
C
Usted tiene que cambiar el metro, la linea 8
D
Usted tiene que coger el metro, la linea 9

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je in het Spaans?

U moet overstappen op station Amstel
A
Tienes que cambiar en la estación Amstel
B
Usted tiene que cambiar en la estación Amstel
C
Usted tiene que subir en la estación Amstel
D
Usted tiene que bajar en la estación Amstel

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je in het Spaans?

U moet uitstappen op station Amstel
A
Tienes que cambiar en la estación Amstel
B
Usted tiene que cambiar en la estación Amstel
C
Usted tiene que subir en la estación Amstel
D
Usted tiene que bajar en la estación Amstel

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa?

a la derecha
A
naar rechts
B
naar links

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa?

todo recto
A
rechtdoor
B
aan het eind

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa?

a la izquierda
A
naar links
B
naar rechts

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa?

Al final de la calle
A
aan het eind van de overweg
B
aan het eind van de straat
C
aan het eind van de boulevard

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deberes p. 113 c.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Preposiciones de lugar

Slide 13 - Tekstslide

preposiciones de lugar = plaatsbepalingen 
En mi dormitorio
Objetivo: describir mi dormitorio y decir dónde están mis cosas utilizando las preposiciones
Beschrijf je slaapkamer in vijf zinnen. Begin met En mi dormitorio hay... 
Gebruik minimaal 4 voorzetsels
timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ejemplo
1. En mi dormitorio hay muchas cosas. 
2. Enfrente de la puerta hay una mesa. 
3. Debajo de la mesa hay dos libros. 
4. Encima de la mesa hay una lampara de color rojo 
5. Entre la cama y la  mesa hay una silla

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

repaso
preposiciones

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Preposiciones
p. 114 6.10 aanvullen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

p. 114 oefening 6.10a voorzetsels
a.
Detrás de                              Achter
Cerca de                                Dicht bij
Lejos de                                 Ver weg (van)
Entre                                       Tussen
Al lado de                              Naast
Enfrente de                          Tegenover
En                                              In/op/met
Aquí                                          Hier
Allí                                             Daar
Naast het ziekenhuis     Al lado de el hospital  wordt: Al lado __del__ hospital




Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.10 b.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

p. 116 6.10c
1 cerca de
2 al lado del
3 detrás de of evt. enfrente de
4 en
5 aquí
6 entre
7 enfrente de of evt. detrás de

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

p.116 6.10d
d)
1 El supermercado está lejos.
2 El museo está al lado del palacio.
3 La parada de autobús está a la izquierda de la estación.
4 El restaurante está entre la iglesia y la oficina de turismo.
5 ¿Hay un cine por aquí?
6 El cine está en la avenida el Santo.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Repaso preposiciones

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa?

enfrente de
A
onder
B
tegenover

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa?

debajo de
A
onder
B
boven
C
naast

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa?

al lado de
A
onder
B
boven
C
naast

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa?

en
A
onder
B
in
C
naast

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa?

lejos de
A
naast
B
dichtbij
C
van
D
ver weg van

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa?

cerca de
A
naast
B
dichtbij
C
van
D
ver weg van

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa?

detras de
A
achter
B
boven
C
onder
D
naast

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa?

entre
A
onder
B
naast
C
tussen
D
ver weg van

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa?

detrás de
A
onder
B
achter
C
tussen
D
naast

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

deberes vrijdag
voorbereiden: TAREA final p. 118

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies