We gaan ondernemen

OMZET & WINST
Kader: Paragraaf 3.3
Basis: Paragraaf 2.2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

OMZET & WINST
Kader: Paragraaf 3.3
Basis: Paragraaf 2.2

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Omzet naar nettoresultaat
- Verkoopprijs
- Consumentenprijs

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Nettoresultaat =
Brutowinst -  overige /bedrijfskosten
  • Omzet
  • Inkoopwaarde -
  • Brutowinst
  • Overige / bedrijfskosten  -
  • Nettoresultaat

Slide 4 - Tekstslide

Brutowinst
Verlies
Nettowinst
Afzet
Omzet
Bedrijfskosten
Als de kosten hoger zijn dan de omzet.
Het aantal verkochte goederen of diensten.
Omzet min inkoopprijs van de verkochte producten.
Winst nadat alle kosten zijn afgetrokken
Het geld dat de verkoper verdient door verkopen
Alle kosten voor het runnen van een bedrijf

Slide 5 - Sleepvraag

Ken je alle formules nog?
AFZET
VERKOOPPRIJS = 
OMZET - 
= BRUTOWINST
BRUTOWINST  
= NETTORESULTAAT
X
OMZET
INKOOPWAARDE
BEDRIJFSKOSTEN

Slide 6 - Sleepvraag

Een bedrijf verkoopt 200 sjaals. Inkoopprijs was € 2. Verkoopprijs was € 5. Bedrijfskosten per sjaal bedragen € 0,20. Bereken het nettoresultaat.

Slide 7 - Open vraag

€ 1,50 per kaassoufflé
Verkooprijs van een product bepalen

Slide 8 - Tekstslide

Brutowinstopslag
  • Ik ga deze kaassoufflés verkopen, maar voor hoeveel euro?
  • Inkoopprijs € 1,50
  • Ik wil 30% winst maken op de inkoopprijs
  • Dit noemen we de brutowinstopslag!
  • €1,50 : 100% x 30% = €0,45 brutowinst
  • €1,50 + €0,45 = €1,95 verkoopprijs excl. btw

Slide 9 - Tekstslide

De brutowinstmarge is 60 % van de inkoopprijs. De inkoopprijs is €500. Wat is de verkoopprijs?

Slide 10 - Open vraag

Consumentenprijs van de kaassoufflé
Verkoopprijs + BTW = consumentenprijs

€1,95 verkoopprijs excl. btw
Wat betaalt de klant voor de kaassoufflé?



€1,95 : 100% x 109% = €2,13
%
100
1
109
1,95
X
2,13

Slide 11 - Tekstslide

De verkoopprijs van een brood is €1,20. Bereken de consumentenprijs. 9% BTW

Slide 12 - Open vraag

KADER:
De consumentenprijs van een watermeloen is €5,30 (inclusief 9% btw). Bereken de prijs exclusief btw.

Slide 13 - Open vraag

Snap je het?
We gaan het controleren

Slide 14 - Tekstslide

Nettoresultaat
Je koopt 500 shirts in voor 3.500 euro en verkoopt ze voor 21,50 euro per stuk. Aan bedrijfskosten ben je 2.250 euro kwijt. Wat is je nettoresultaat?

Slide 15 - Open vraag

Verkoopprijs excl btw bestaat uit:
A
Inkoopprijs + BTW
B
Inkoopprijs + Brutowinstmarge + BTW
C
Brutowinstmarge + BTW
D
Inkoopprijs + Brutowinstmarge

Slide 16 - Quizvraag

De verkoopprijs van een brood is € 1,80. Het btw-tarief is 9%. Wat is de consumentenprijs?
A
De consumentenprijs is € 1,65
B
De consumentenprijs is € 1,96
C
De consumentenprijs is € 1,99
D
De consumentenprijs is € 2,10

Slide 17 - Quizvraag

Inkooprijs + brutowinstopslag + btw = ...
A
verkoopprijs
B
consumentenprijs
C
brutowinst
D
nettowinst

Slide 18 - Quizvraag

Inkoopwaarde =
A
afzet x netto-verkoopprijs
B
afzet x inkoopprijs
C
afzet x consumentenprijs
D
omzet : afzet

Slide 19 - Quizvraag

De brutowinstopslag wordt berekend als percentage van de ...
A
inkoopprijs
B
bedrijfskosten
C
verkoopprijs
D
consumentenprijs

Slide 20 - Quizvraag

Omzet =
A
afzet x consumentenprijs
B
afzet x inkoopprijs
C
afzet x verkoopprijs
D
afzet x btw

Slide 21 - Quizvraag

Inkoopwaarde: € 4,00. Brutowinstopslag: 20%.
BTW 21%. De consumentenprijs is
A
€ 5,80
B
€ 5,81
C
€ 5,85
D
€ 5,75

Slide 22 - Quizvraag

Extra uitleg

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video