4H- week 14

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programme d'aujourd'hui
- Uitleg grammatica A van chapitre 5
- Uitleg laatste periode t/m toetsweek 4

Lesdoel: 
1. aan het einde van deze les weet je hoe je een zin vragend moet maken in het Frans
2. weet je hoe de komende periode eruit ziet

Slide 2 - Tekstslide

Periode 4- t/m toetsweek 4
- 3 uur per week: 
donderdag 7de + 8ste uur + vrijdag 2de uur

- Nog 3 toetsen voor Frans:
1. Luistertoets (2x)       (week 16)
2. Mondeling interview (1x)          (week 20)
3. SE Literatuur (2x)    (toetsweek 4)


Slide 3 - Tekstslide

Interview in duo's (opdr. in teams)
Het mondeling Frans in 4H gaat over de hoofdstukken die je  hebt behandeld dit schooljaar.

Chapitre 1: se présenter, la famille, les amis, le passe-temps (hobby et sport), la maison/le quartier
Chapitre 2: la musique, les coutumes alimentaires, les fêtes familiales/ traditionnelles
Chapitre 4: l’école

Je gaat met een klasgenoot een interview voorbereiden (vraag en antwoord) waarbij je vragen stelt over de bovenstaande onderwerpen.
In chapitre 5 Grammaire A leer je hoe je vragen stelt in het Frans (poser des questions). De stof van Grammaire A pas je toe. Je wisselt dus af in de manier van vragen stellen (zie Grammaire A).


Slide 4 - Tekstslide

Interview in duo's (opdr. in teams)
Wat moet je doen?

Je bereidt beiden 15 interviewvragen voor over de onderwerpen van chapitre 1, 2 en 4 (sommige vragen mogen hetzelfde zijn*, maar wissel vooral veel af).
Je zorgt ervoor dat je de interviewvragen van je klasgenoot op tijd krijgt, zodat je je antwoorden kunt voorbereiden. Dat betekent dus ook dat jij je interviewvragen op tijd aan je klasgenoot moet geven. Ook lever je vóór aanvang van het mondeling de interviewvragen bij je docent in (uiterlijk week 19)

Slide 5 - Tekstslide

Tu sais poser une question?

Even oefenen

Slide 6 - Tekstslide

Maak deze zin vragend:
Tu as 15 ans.

Slide 7 - Open vraag

Comment poser une question?

Slide 8 - Tekstslide

Poser une question
Tu parles français

1) Tu parles français?                        (? erachter)
2) Est-ce que tu parles français? (est-ce que aan het begin vd zin)
3) Parles-tu français?                      (omkering)

Slide 9 - Tekstslide

Welke vraag is een inversie/omkering
A
Vous parlez français?
B
Parlez-vous français?
C
Parlez vous français?
D
Est-ce que vous parlez français?

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is GEEN correcte vraagzin?
A
Fais-tu du foot?
B
Tu est-ce que fais du foot?
C
Tu fais du foot?
D
Est-ce que tu fais du foot?

Slide 11 - Quizvraag

Vraagwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Poser une question
Tu fais du sport. (quand)-> vraagwoord
  1. Tu fais du sport quand?
  2. Quand tu fais du sport?
  3. Quand est-ce que tu fais du sport?

Slide 13 - Tekstslide

Vraagwoorden
Wie = qui
Wat = qu'est-ce que
Waar = où
Wanneer = quand
Waarom = pourquoi

Hoe = comment
Hoeveel = combien

Slide 14 - Tekstslide

Welk vraagwoord is correct?
……… va à la fête de Yann?
A
comment
B
C
qui
D
quand

Slide 15 - Quizvraag

......... tu partiras en vacances?
A
quand
B
qui
C
D
comment

Slide 16 - Quizvraag

Ton jean est beau. Il a coûté ...............?
A
qu'est-ce que
B
comment
C
combien
D
quelle

Slide 17 - Quizvraag

Het vraagwoord quel
        quel / quelle / quels / quelles   +   vorm van être  =  wat

Quelle est ta matière préférée?  =  Wat is je lievelingsvak?
Quel est ton plat préféré?              =  Wat is je lievelingsgerecht?
Quels sont vos hobbys?                =  Wat zijn uw hobbys?

                  In alle andere gevallen betekent het welke.

Slide 18 - Tekstslide

Het vraagwoord quel
 quel        ->  verandert mee met het znw waar het bij hoort

mnl ev    ->    quel
vrl    ev    ->     quelle
mnl mv  ->     quels
vrl    mv  ->     quelles  

Slide 19 - Tekstslide

Is het quel/quelle/quels/quelles
............... est ton jean préféré?

A
quels
B
quelles
C
quel
D
quelle

Slide 20 - Quizvraag

............. sont tes matières préférées?
A
quelles
B
quel
C
quels
D
quelle

Slide 21 - Quizvraag

............... est la ville la plus belle: Amsterdam ou Paris?
A
quel
B
quels
C
quelles
D
quelle

Slide 22 - Quizvraag

Au travail.....
Lees Grammatica A door op blz 51 van het werkboek

Maak opdracht 9 en 10 op blz 52-53
timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk 
Donderdag 15 april:
Afmaken opdracht 9 + 10 van grammatica A
Duo's maken voor het interview
Groep B (les): luistervaardigheid oefenen
Groep A (thuis): interview uitwerken

Vrijdag 16 april: andersom

Slide 25 - Tekstslide