Hoe draait het nu?

• Techniek
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Waar 'draait' het allemaal om?

Overbrenging

draairichting en draaisnelheid

Vooraf...

Je hebt uitleg gehad over overbrengingen.  

Het is nu aan jou om te kijken wat je ervan begrijpt.

Dit is een formatieve toets (hoe sta ik ervoor=nog geen cijfer)

DUS je weet na de toets wat je kunt, kent en eventueel nog zou moeten doornemen voor de summatieve toets (Cjfer!)

Je hebt 30 min voor de toets. Succes!

Overbrenging met vertraging of versnelling 

Basis idee: 

Met tandwielen van een verschillende afmeting kan een vertraging of versnelling worden gebouwd.     

Belangrijk: 

Met een vertraging kan je meer kracht uitoefenen, b.v. bij een hijskraan. 

Met een versnelling vergroot je de snelheid, b.v. bij een fiets. 

De draairichting bij tandwielen 

Basis idee: 

Twee gekoppelde tandwielen draaien altijd in tegengestelde richting. 

Als je een tussenwiel gebruikt, die dus in tegenovergestelde richting draait, draait het aangedreven tandwiel weer wel dezelfde kant op.  

Belangrijk: 

Tandwielen kunnen niet slippen. 

Als een tandwiel tegengehouden wordt, kunnen de tanden afbreken. 

Welke pijl hoort bij je volgwiel?

Volgwiel

1

2

1. 1
2. 2

Draait het volgwiel sneller, langzamer, of even snel?

Volgwiel

1. sneller
2. langzamer
3. even snel

Welke pijl hoort bij je volgwiel?

Volgwiel

1

2

1. 1
2. 2

Draait het volgwiel sneller, langzamer, of even langzaam?

Volgwiel

1. sneller
2. Langzamer
3. even langzaam

Welke pijl hoort bij je volgwiel?

Volgwiel

1

2

1. 1
2. 2

Draait het volgwiel sneller, langzamer, of even langzaam?

Volgwiel

1. sneller
2. langzamer
3. even langzaam

Draait het volgwiel sneller, langzamer, of even langzaam?

1. sneller
2. langzamer
3. even langzaam

Welk wiel draait goed, als de snaar in de richting van de blauwe pijl beweegt?

1

2

1. 1
2. 2

Als het kleine wiel rechtsom draait, draait het grote wiel

1. linksom
2. rechtsom
3. niet

Als het kleine wiel draait, draait het grote wiel

1. langzamer
2. sneller
3. niet

Als het gele tandwiel
rechtsom draait, dan draait de paarse

1. linksom
2. rechtsom
3. niet

Als het gele tandwiel
rechtsom draait, dan draait de groene

1. linksom
2. rechtsom
3. niet

Als het kleine wiel X rechtsom draait, draait het grote wiel Y

X

Y

Z

1. linksom
2. rechtsom
3. niet

Als het kleine wiel X rechtsom draait, draait het grote wiel Z

X

Y

Z

1. linksom
2. rechtsom
3. niet

Als het kleine wiel X draait, draait het grote wiel Y

X

Y

Z

1. langzamer
2. sneller
3. niet

Als het kleine wiel X draait, draait het grote wiel Z

X

Y

Z

1. langzamer
2. sneller
3. niet

Als het kleine wiel draait, draait het grootste wiel

1. sneller
2. langzamer
3. niet

Als het kleine wiel draait, draait het grootste wiel

1. sneller
2. langzamer
3. niet

Als het kleine wiel rechtsom draait, draait het grote wiel

1. linksom
2. rechtsom
3. niet

Deze pomp werkt alleen maar

1. als het echt koud is
2. omdat de tandwielen dezelfde kant opdraaien
3. omdat de tandwielen een andere kant opdraaien
4. als het oranje wiel stil blijft staan

Deze pomp werkt alleen maar

1. als je warme en koude olie hebt
2. omdat de tandwielen dezelfde kant opdraaien
3. omdat de tandwielen een andere kant opdraaien
4. als het kleine wiel stil blijft staan

L

Wat ken en kun je al? Wat vind je nog moeilijk? Denk aan BILL

(Boek-Illustratie-Leerling-Leerkracht)

Succes met de toets !!

nog even dit als reminder...

bij een even aantal assen

veranderd de 

draairichting

Bij een oneven aantal   assen veranderd de                     draairichting

                  niet