Overbrengingen techniek leerjaar 2

Overbrengingen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
TechniekMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Overbrengingen

Slide 1 - Tekstslide

moet een overbrenging altijd draaien?
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quizvraag

zit er een overbrenging in de kam?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

zit er een overbrenging in de windmolen?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

welke richting draait het wiel?
welke richting draait het wiel?

Slide 5 - Sleepvraag

Welke draairichting heeft het grote wiel?
Sleep de juiste pijl.

Slide 6 - Sleepvraag

Welke richting draait dit wiel?
Welke richting draait dit wiel?

Slide 7 - Sleepvraag

Als het kleine wiel X rechtsom draait, draait het grotere wiel Z...
X
Y
Z
A
linksom
B
rechtsom
C
niet

Slide 8 - Quizvraag

Overbrengingen waarbij de wielen tegen elkaar zitten, noem je een
A
directe overbrenging
B
translatie overbrenging
C
rotatie overbrenging
D
indirecte overbrenging

Slide 9 - Quizvraag

Als het kleine wiel draait, draait het grootste wiel
A
sneller
B
langzamer
C
niet

Slide 10 - Quizvraag

Als het gele tandwiel
rechtsom draait, dan draait de paarse
A
linksom
B
rechtsom
C
niet

Slide 11 - Quizvraag

Als het gele tandwiel
rechtsom draait, dan draait de groene
A
linksom
B
rechtsom
C
niet

Slide 12 - Quizvraag

Als het kleine wiel X rechtsom draait, draait het grote wiel Y
X
Y
Z
A
linksom
B
rechtsom
C
niet

Slide 13 - Quizvraag

Het grote tandwiel van een fiets heet een
A
Aandrijfwiel
B
volgwiel
C
grijpwiel
D
tussentandwiel

Slide 14 - Quizvraag

Welke onderdelen hebben dezelfde functie als een ketting?
A
Een tandwieloverbrenging
B
tandwielen
C
een riem
D
de trappers

Slide 15 - Quizvraag

Sleep onderstaande teksten naar het juiste vak.
Aandrijfwiel
Volgwiel
je achterwiel zit aan het...
je pedalen zitten aan het...
Welk tandwiel draait het vaakst rond?
De ketting draait om het ....

Slide 16 - Sleepvraag

Als het kleine wiel draait, draait het grote wiel
A
langzamer
B
sneller
C
niet

Slide 17 - Quizvraag

Het belangrijkste nadeel van een snaaroverbrenging is dat
A
het een dure overbrenging is
B
hij makkelijk breekt
C
hij kan gaan slippen
D
hij veel lawaai maakt

Slide 18 - Quizvraag

Job heeft een racefiets. De trapas heeft 3 kettingwielen, de achteras heeft er 5. Hoeveel verschillende aandrijfwielen heeft die fiets ?
A
1
B
3
C
5
D
15

Slide 19 - Quizvraag

Hiernaast zie je een grote set tandwielen. Wanneer het laatste tandwiel rechtsom draait zal het eerste tandwiel
A
rechtsom draaien.
B
linksom draaien.
C
niet draaien.
D
Dat kun je niet uit de tekening aflezen.

Slide 20 - Quizvraag