Blok 3 spelling C

Woorden die eindigen op -ie (met klemtoon op de uitgang of niet).
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

Onderdelen in deze les

Woorden die eindigen op -ie (met klemtoon op de uitgang of niet).

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wanneer krijgt een woord dat eindigt op -ie in het meervoud -ieën?
A
als de klemtoon nietop de "ie" valt
B
Als de klemtoon op de "ie" valt
C
Altijd

Slide 3 - Quizvraag

Selecteer de juist gespelde meervoud.
A
chemicaliën
B
chemicalien
C
chemicalieën

Slide 4 - Quizvraag

Selecteer de juist gespelde meervoud.
A
bronchieën
B
bronchien
C
bronchiën

Slide 5 - Quizvraag

Selecteer de juist gespelde meervoud.
A
fobien
B
fobiën
C
fobieën

Slide 6 - Quizvraag

Noteer het meervoud van de volgende woorden.
moskee
A
moskeën
B
moskeeën
C
moskees

Slide 7 - Quizvraag

Toverfee
A
toverfeën
B
toverfeeën
C
toverfees

Slide 8 - Quizvraag

porie
A
poriën
B
porieën
C
pories

Slide 9 - Quizvraag

dictee
A
dicteën
B
dicteeën
C
dictees

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer krijgen woorden die op -ik, -es en -it eindigen in het meervoud geen dubbele klinker?
A
wanneer de klemtoon op de "ie"valt
B
wanneer de klemtoon niet op de "ie" valt

Slide 11 - Quizvraag

monnik
A
monniken
B
monikken

Slide 12 - Quizvraag

lobbes
A
lobbesen
B
lobbessen

Slide 13 - Quizvraag

lerares
A
leraresen
B
leraressen

Slide 14 - Quizvraag

perzik
A
perziken
B
perzikken

Slide 15 - Quizvraag