activerende tekst vwo 2 H4

4.2 lezen                                  vwo 2
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4.2 lezen                                  vwo 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

terugblik...
Vorige hoofdstukken lezen: 

Informeren/informatieve tekst 
en 
Overtuigen/betogende tekst

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag leer je:


  • Welke tekstdoelen er zijn (herhaling) 
  • Welke tekstsoorten er zijn (herhaling)
  • Beeld en opmaak
  • Verschil commerciële en ideële reclame

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoel = informeren
Tekstsoort =

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Informeren
Tekstsoort: informatieve tekst
* Jij komt iets te weten
* Bijv.: schoolboektekst, nieuwsbericht

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoel = betogen
Tekstsoort =

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

betogen
De schrijver wil dat je het met hem eens bent,
dat jij vindt dat hij gelijk heeft.
Tekstsoorten: ingezonden brief, column, betoog, recensie, klachtenbrief, beoordeling

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Activeren
Tekstsoort: activerende tekst
* Jij moet iets gaan doen
Tekstvorm: reclame, affiche

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Activerende tekst
  • Lezer tot actie aanzetten
  • Tekstdoel: activeren, maar vaak ook informeren!
  • Vaak reclameboodschappen
  • Voorbeelden van tekstvormen: advertentie, folder, affiche

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is belangrijk?



Beeld en opmaak/ Lay-out

Verdeling pagina
Keuze lettertype
Lettergrootte
Kleurgebruik

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstvormen

Tekstvormen zijn voorbeelden die bij de verschillende tekstsoorten horen.

Even oefenen...

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een nieuwsbericht is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een oproep is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een handleiding is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een boekbespreking is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een folder is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Overhalen/activeren

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om warm te blijven,
doe ik een muts op.
A
middel= muts doel= warm blijven
B
middel= warm blijven doel= muts

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik oefen extra om te voorkomen dat ik een onvoldoende krijg.
A
middel = extra oefenen doel = geen onvoldoende
B
middel = geen onvoldoende doel = extra oefenen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doel – middel
om ... te, 
daarmee, 
waarmee, 
opdat

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je nu meteen vertrekt,
haal je de bus nog.
Wat is de voorwaarde?
A
meteen vertrekken
B
de bus halen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij gaan morgen naar het museum, mits het mooi weer is.
Wat is de voorwaarde?
A
naar het museum
B
mooi weer

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorwaardelijk

als, wanneer, 
indien, mits, 
tenzij, op voorwaarde dat

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen heb je nog?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maken: opdrachten 1 en 3

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel – middel
om ... te, daarmee, waarmee, door middel van, met behulp van, daartoe, teneinde

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Middel - doel
Iets wordt gebruikt of gedaan (het middel), om iets anders te bereiken (het doel).

Signaalwoorden:

Daarmee, het doel ervan, door middel van.

Slide 27 - Tekstslide


'terwijl' is een
A
vergelijkend verband
B
chronologisch verband
C
doel-middel verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'vervolgens' is een
A
uitleggend verband
B
opsommend verband
C
chronologisch verband
D
doel-middel verband

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Immers'
A
Middel/doel tekstverband
B
Uitleggend tekstverband
C
Redengevend tekstverband
D
Voorwaardelijk tekstverband

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Later wil ik graag medisch onderzoek doen.
A
conclusie
B
doel-middel
C
chronologisch
D
vergelijking

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het is al laat, dus moet Karim hard fietsen.
____
A
Reden
B
Conclusie
C
Conclusie
D
Doel - middel

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alles bij elkaar genomen, valt de theorie wel mee.
A
doel-middel
B
reden
C
samenvatting
D
toelichting

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ook wil ik je vragen om me niet meer te bellen.
Tekstverband is:
A
tegenstelling
B
opsomming
C
voorbeeld
D
middel-doel

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik wil best met jou op stap, als jij je gaat gedragen!!
A
voorwaarde
B
doel/middel
C
tegenstelling

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

VOORWAARDELIJK VERBAND

Een voorwaardelijk verband geeft aan

onder welke voorwaaarden iets gebeurt.


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden
Signaalwoorden van een VOORWAARDELIJK verband:

  • Als...dan
  • indien
  • tenzij
  • wanneer
  • mits

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden
Signaalwoorden van een VOORWAARDELIJK verband:

  • Als...dan
  • indien
  • tenzij
  • wanneer
  • mits

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je vanavond op tijd thuis komt,

gaan we morgen samen winkelen.


De zinnen zijn met elkaar verbonden. 
Aan het woordje ALS kun je zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. Er wordt namelijk een voorwaarde gesteld.
Dit noem je een VOORWAARDELIJK verband

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- samenvattend

- oorzaak gevolg


- middel/doel

- voorwaardelijk



- kortom, samenvattend, al met al,

- doordat, daardoor, waardoor, met als gevolg, zodat




- met als doel, waarmee, daarmee

- als, indien, wanneer, mits, tenzij, behalve, op voorwaarde dat,

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeldzinnen
tekstverband               voorbeeldzin

1. voorwaardelijk     Ik ga morgen op de fiets naar school, 
                                        tenzij het regent.
2. redengevend       Ik heb besloten meer aan sport te doen, 
                                        omdat ik me de laatste tijd slap en futloos 
                                        voel. 

   

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies