,

2223 06 H2 30 May § 5.5 adverbs/adjectives


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les


Slide 1 - Tekstslide

Test Period 3: Game Worlds 
Date: 16th of April
All words Period 3
Grammar - Talking about quantity: some, any, a lot of
Grammar - Using should, must or have to
Grammar - Saying how you do things: adverbs
Grammar - Referring back to yourself: myself, ourselves
Writing - Describing your surroundings

Slide 2 - Tekstslide






Recap Grammar: Adjectives and Adverbs: 
- I know how to form and to use  adjectives and adverbs

Recap Grammar: Some and Any:
 - I know how to use Some/Any/A lot of

Vocabulary training:
- Blooket

Leerlingenenquête
 
Today's Learning targets

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

in Dutch

Slide 6 - Tekstslide

Adjectives & adverbs
Gebruik:
  • om iets te zeggen over een zelfstandig naamwoord
She is playing an easy game.


Adjective = bijvoeglijk naamwoord
Press the red button.


Her two sisters wore beautiful clothes.


Slide 7 - Tekstslide

Adjectives & adverbs
Gebruik:   1. om iets te zeggen over een werkwoord
She sings beautifully.


Adverb = bijwoord
The teacher shouted Angrily at the class.



Jack ran home quickly.


Slide 8 - Tekstslide

Adjectives & adverbs
Je maakt een adverb door -ly achter het bijvoeglijk naamwoord
te zetten.
beautiful   >   beautifully
 careful   >   carefully
 nice   >   nicely
 dangerous   >   dangerously
 safe   >   safely

Slide 9 - Tekstslide

Adjectives & adverbs
LET OP!!
  • medelinker + y   >   -y wordt -ily
Spelling verandert als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op:
terrible  >  terribly           possible  >  possibly
  • -le  >  wordt -ly
angry  >  angrily       easy  >  easily
  • -ic   >   komt -ally achter
fantastic  >  fantastically       optimistic  >  optimistically

Slide 10 - Tekstslide

Adjectives & adverbs
Uit je hoofd leren:
Onregelmatige vorm / dezelfde vorm
She's a good dancer.
He's a fast skater.
We learned a hard lesson.




She's dances well.  
He skates fast.
We looked hard at the answers.


Slide 11 - Tekstslide

Adjectives & adverbs
Adjectives

Adverbs
  • bijvoeglijk naamwoord
  • zegt iets over een: - zelfstandig naamwoord




  • bijwoord
  • zegt iets over een:
       -  werkwoord
  • eindigt meestal op -ly

Slide 12 - Tekstslide

Exercise 1  -> Practise

Exercise 2 -> Test level

Exercise 3 -> vwo level

Finished? -> Blink -> Leerblad                                                                                                     
timer
8:00

Slide 13 - Tekstslide

Some/any/a lot of: basisregel
'Some': (een paar) positieve/bevestigende zinnen
I have some money.

'Any': (een paar) negatieve/ontkennende zinnen en vraagzinnen
I don't have any money.
Do you have any money?

'A lot of': (veel) 
There are a lot of cows in the field.

Slide 14 - Tekstslide

Some/any: uitzonderingen
'Some': als je ergens om vraagt of een aanbod doet en een positief antwoord verwacht

Can I have some water, please?
Would you like some tea?


Slide 15 - Tekstslide

You never get ___ letters. (-)
A
some
B
any

Slide 16 - Quizvraag

Did you see ___ good films this weekend? (?)
A
some
B
any

Slide 17 - Quizvraag

Mom, can I have ___ lemonade, please? (?)
A
some
B
any

Slide 18 - Quizvraag

On my birthday, I got ___ cards. (+)
A
some
B
any
C
a lot of

Slide 19 - Quizvraag

We don't have ___ bread. (-)
A
some
B
any

Slide 20 - Quizvraag

There are ___ candies in my bag. (+)
A
some
B
any

Slide 21 - Quizvraag

We have ___ apples. (+)
A
some
B
any

Slide 22 - Quizvraag

This project will take ___ time. (+)
A
some
B
any

Slide 23 - Quizvraag

Exercise 1 -> Practice



Finished? -> Blink -> Leerblad                                                                                                     
timer
6:00

Slide 24 - Tekstslide

Leerlingenenquête

Slide 25 - Tekstslide