250310 2hva

Welcome
Take out your laptop
Open lessonup.app and log in
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
LessonUpMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome
Take out your laptop
Open lessonup.app and log in

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • You know when to use any / some

  • You know when to use should / must / have to

  • You can tell the difference between adverbs and adjectives

  • You know the reflective pronouns
At the end of this lesson

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Going over the grammar

  • Make leerblad 

What are we doing today?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

When do you use any?
This is a mindmap

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

In questions when you don't know if the answer will be yes:
Are there any cookies?

Negations (ontkennende zinnen): There aren't any.

When it doesn't matter: You can take any chair.

When do you use any?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

When do you use some?
This is a mindmap

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

In questions when you expect the answer will be yes:
Can I have some water?

All other sentences: There is some over there.

When do you use some?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is there ___ water that way?
A
some
B
any

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Would you like ___ pizza?
A
some
B
any

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

There are ___ (veel) players in this game.
A
some
B
a lot of
C
any
D
lots of

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Do you have ___ favourite games?
A
some
B
any

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Do you play ___ (veel) games?
A
some
B
a lot of
C
any
D
lots of

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What does SHOULD mean?
This is a mindmap

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

What does MUST mean?
This is a mindmap

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

What does HAVE TO mean?
This is a mindmap

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Which game world do you
think I ___ enter?
A
should
B
have to
C
must
D
has to

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I ___ find the key to the locket.
A
should
B
have to
C
must
D
has to

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We ___ make a plan first.
A
should
B
have to
C
must
D
has to

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The rule says you ___ wear your safety helmet here.
A
should
B
have to
C
must
D
has to

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What is an adjective?
This is a mindmap

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord: gebruik je om iets of iemand te omschrijven
                                  wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord
Adjective
That is an amazing girl.
We all love that funny movie.
I think he is a terrible singer.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What is an adverb?
This is a mindmap

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoord: geeft aan HOE iemand iets doet. 
                   omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander
                   bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of de hele zin.
Eindigen vaak op
 -ly 
Adverb

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoord: geeft aan HOE iemand iets doet. 
                   omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander
                   bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of de hele zin.
Eindigen vaak op
 -ly 
Adverb
Mary sings wonderfully.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoord: geeft aan HOE iemand iets doet. 
                   omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander
                   bijwoord
, een bijvoeglijk naamwoord of de hele zin.
Eindigen vaak op
 -ly 
Adverb
Mary sings wonderfully.
My grandparents talk incredibly loudly.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoord: geeft aan HOE iemand iets doet. 
                   omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander
                   bijwoord, een
bijvoeglijk naamwoord of de hele zin.
Eindigen vaak op
 -ly 
Adverb
Mary sings wonderfully.
My grandparents talk incredibly loudly.
I ate an amazingly delicious steak last night.

Slide 26 - Tekstslide

So an ADJECTIVE
Bijwoord: geeft aan HOE iemand iets doet. 
                   omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander
                   bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of
de hele zin.
Eindigen vaak op
 -ly 
Adverb
Mary sings wonderfully.
My grandparents talk incredibly loudly.
I ate an amazingly delicious steak last night.
Hopefully, she will call me back later.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The ___ warrior fought against the monster.
A
brave
B
bravely

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

She completed the level ___ .
A
quick
B
quickly

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The ___ dragon guarded the treasure.
A
dangerous
B
dangerously

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He moved ___ through the dark cave.
A
fast
B
fastly

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

She plays the game really ___ .
A
good
B
well

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The princess was ___ intelligent and strong.
A
very
B
verily

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The graphics of this game are ___ .
A
amazing
B
amazingly

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

They built a ___ castle in the game.
A
huge
B
hugely

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He trained ___ to improve his skills.
A
hard
B
hardly

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The boss battle ended ___ .
A
sudden
B
suddenly

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reflective pronouns:
Give ___ (jouzelf) a break.

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Reflective pronouns:
The wound will heal __ (zichzelf).

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Reflective pronouns:
Could you all behave __ (julliezelf).

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Reflective pronouns:
I'll try to hide __ (mezelf).

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Reflective pronouns:
We should do it __ ((ons)zelf).

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

If you don't know > Look the answer up in your book,
or raise your hand,
or ask your neighbour.
> log in to Blink  
> scroll down to Skills Test  
> open Leerblad
> make the Test yourself questions
Finished? 
Practice the words in StudyGo > Hele hoofdstuk > Toets

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • You know when to use any / some

  • You know when to use should / must / have to

  • You can tell the difference between adverbs and adjectives

  • You know the reflective pronouns
At the end of this lesson

Slide 44 - Tekstslide

Raise your hand if you feel you know when to ... x4