Werkwoordspelling VT (zwakke werkwoorden)

• Spelling
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1,2

Persoonsvorm verleden tijd (zwak)

Doel:

- Ik weet hoe ik zwakke en sterke werkwoorden moet schrijven in de verleden tijd en ik kan ze op de juiste manier spellen.

PV-VT

Hij (rennen) naar buiten.

Hoe schrijven we rennen in de verleden tijd?

(reizen) Wij ..... vorig jaar de hele wereld over

(verhuizen) Ik ...... naar een andere straat.

(omhelzen) Henk ..... zijn vriend toen die een prijs had gewonnen.

(beven) De kinderen ..... van angst toen de bliksem begon.

1. beevden
2. beefden
3. beevten
4. beeften

(lachen) Waarom ... jij gisteren zo hard?

1. lachde
2. lachden
3. lachte
4. lachten

(verstoppen) Waar ..... de juf zich vorige week?

1. verstopte
2. verstopde
3. verstopten
4. verstopden

(hoeven) Vorige week ..... wij niet vroeg op te staan.

(schaatsen) Vorig jaar .... ik samen met mijn vrienden op het ijs.

(razen) De honden ..... over het veld.

(staan) Vorige week ..... wij niet vroeg op.

(gaan) Waarheen ..... de juf vorige week?

1. gaan
2. gaande
3. ging
4. gong

(varen) De boot ..... door de Vliet.

De boot voer door de Vliet.
Wat is de persoonsvorm?

De boot voer door de Vliet.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

De boot voer door de Vliet.
Wat is het onderwerp?

Wat is de juiste spelling?

1. Krant
2. Krand

Wat is de goede spelling in het meervoud?

1. Kranten
2. Krants
3. Kranden
4. Krantsen

Wat is de juiste spelling?

1. Babies
2. babys
3. Babis
4. Baby's

Wat je de juiste spelling?

1. Babytje
2. Babietje
3. Babitje
4. Baby'tje

Wat is de juiste spelling

1. leerlingetje
2. leerlingtje
3. Leerlinkje
4. Leerlimpje

Wat is de juiste spelling?

1. leraartje
2. leraretje
3. leraarkje
4. leraarkje

wat is de juiste spelling?

1. poesje
2. poestje
3. poekje
4. poesetje