22/6 Lezen 5 + 6 2H6

dinsdag 22/6 2H6
  • aandachtspunten voor toets
  • Lezen 6: tekst en publiek
  • theorie Lezen 6
  • maken opdracht 1 samen
  •  lezen tekst 3/maken opdracht 2
  • zomerquiz
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

dinsdag 22/6 2H6
  • aandachtspunten voor toets
  • Lezen 6: tekst en publiek
  • theorie Lezen 6
  • maken opdracht 1 samen
  •  lezen tekst 3/maken opdracht 2
  • zomerquiz

Slide 1 - Tekstslide

aandachtspunten toets Lezen 1-6
  • Antwoord in hele zinnen en herhaal in je antwoord de kern van de vraag (anders -0.5 p) Dit geldt ook voor hoofdletters/leestekens.
  • onderwerp formuleer je zo kort mogelijk (1-3 woorden)
  • inleiding + slot herkennen, zoek kenmerken hiervan op
  • voor welk publiek is tekst bedoeld + uitleg
  • Als je je antwoord moet toelichten, moet je uitleggen. Zo niet, dan krijg je meestal geen punten.
  •  tekstverbanden en signaalwoorden herkennen (zie ELO)
  • kernzin herkennen (=belangrijkste zin van alinea)

Slide 2 - Tekstslide

Lezen H6
- tekst en publiek 

Slide 3 - Tekstslide

Lezen 6: tekst en publiek
  • Onderwerp: bv. tekst over popmuziek voor jongeren
  • Taalgebruik: teksten voor jongeren kortere zinnen, populair taalgebruik, voor ouderen moeilijkere woorden
  • Bron: krant voor volwassenen, tijdschrift als Girlz voor meisjes/jongeren
  • Lay-out: in jongerenbladen veel kleuren, plaatjes,veel lettertypes. Teksten voor volwassenen neutraler. 

Slide 4 - Tekstslide

lezen en maken
  • maken opdracht 1 samen
  •  lezen tekst 3/maken opdracht 2

Slide 5 - Tekstslide

H5: kritisch lezen....

Slide 6 - Tekstslide

Kritisch lezen
Via tv, kranten of internet kun je snel en makkelijk informatie vinden, maar die informatie is niet altijd betrouwbaar.
De informatie is onbetrouwbaar, omdat:
  • de informatie in de tekst verouderd is (zie bron)
  • de auteur is niet deskundig genoeg (zie bron)
  • er is informatie weggelaten
  • de tekst is niet objectief (mening van auteur, bv. column, roddelblad, reclamefolder)

Slide 7 - Tekstslide

Kritisch lezen
  • let op de deskundigheid van de schrijver (heeft de schrijver zich verdiept in het onderwerp/ervaring?) 
  • let op het doel van de tekst (wil de schrijver je informeren of overtuigen/activeren?)
  • Let op de bron (datum en bron krant/tijdschrift/site)

Slide 8 - Tekstslide

Belangrijk: vraag beantwoorden in hele zin
  • Je beantwoordt de vraag in een hele zin. Hoe doe je dat? Herhaal in je antwoord een gedeelte van de vraag. 
  • Voorbeeld: Wat is het onderwerp van de tekst?
  • Jouw antwoord: Het onderwerp van de tekst ...
  • Bij meerkeuzevragen is het voldoende om alleen de hoofdletter te noteren

Slide 9 - Tekstslide

lezen en maken H5
bekijken tekst 2 en 3 (globaal lezen: lezen titel, eerste zin van elke alinea, bron en plaatje bekijken)
  • maken opdracht 1 vraag 1-3 samen
  • lezen tekst 2 en 3
  • maken opdracht 1 vraag 4-8
  • lezen tekst 4/maken opdracht 2
  • overige tijd: oefenen spelling en formuleren op de digitale methode

Slide 10 - Tekstslide

4. Lezen
Feiten, meningen en argumenten

Slide 11 - Tekstslide

Waaraan herken je een feit?

Slide 12 - Open vraag

Aan welke signaalwoorden herken je een mening?

Slide 13 - Open vraag

Wat is een argument?

Slide 14 - Open vraag

Aan welke signaalwoorden herken je een argument?

Slide 15 - Open vraag

Lezen H4
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of niet waar is.  Voorbeeld: Het aantal coronabesmettingen op onze school is toegenomen. (cijfers kun je goed controleren= feiten)
Een mening is wat iemand van iets vindt. Je herkent een mening aan het signaalwoord 'ik vind'.. Als iemand uitlegt waarom hij iets vindt, gebruikt hij daarvoor argumenten. 
Een argument is dus een reden waarom je iets vindt.

Slide 16 - Tekstslide

antwoorden opdracht 1
1 B schoonheid
2 Bestaat echte, objectieve schoonheid?
3 a feit
b mening
c feit
4 mening = Ik vind dit zelf een erg aannemelijke theorie
argument= want uit onderzoek blijkt dat mooie mensen meer aandacht krijgen en meer relaties hebben.
5 persoonlijk
6 Dit is een feit, want in de volgende zin staat dat dit blijkt uit onderzoek.
7 Bovendien



Slide 17 - Tekstslide

vervolg opdracht 1
8 Zoek op internet bijvoorbeeld op www.willemwever.nl:
De zeven schoonheden zijn bedacht in de 16e eeuw. Maar wat zijn die zeven schoonheden precies? Willem Wever weet het antwoord!
De zeven schoonheden op een rijtje
1. Donker haar en hele lichte ogen of andersom
2. Spleetje tussen je voortanden
3. Een moedervlekje net boven je lip
4. Kuiltjes in je wangen
5. Amandelvormige ogen
6. Sproetjes
7. Lange en gekrulde wimpers
Dit klopt niet met wat je hebt gelezen in de tekst, want dit zijn geen kenmerken die ieder mensen mooi of aantrekkelijk vindt.
9 informeren: Er wordt in de inleiding een feitelijke vraag gesteld en de tekst geeft daar antwoord op.
10 Echte, objectieve schoonheid bestaat dus wel, want bepaalde eigenschappen worden door bijna alle mensen mooi gevonden.


Slide 18 - Tekstslide

antwoord opdracht 2
1 D De schrijver wil zijn mening geven over het boek.
2 alinea 1
3 C Jakob heeft Yiannis vier jaar niet gezien. / Jakob mag van zijn moeder naar Yiannis toe.
Dit kun je zien aan het woord 'Desondanks'.
4 Tegenstelling; dat zie je aan het woord 'echter' in alinea 4.
5 D Samson heeft het boek geschreven in de jij-vorm en de jij is Jakob.
6 De schrijver vindt het boek 'anders dan anders'
7 De twee argumenten van de schrijver zijn: Allereerst vanwege de aparte stijl en Het verhaal is ook apart.
Signaalwoorden: Allereerst, ook.
8 De vijf beoordelingswoorden zijn: apart, vrij rustig/saai, spannend(e laag), bijzonder, mooi (te beschrijven)
9 De 'jou' is Jakob.
10 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Eilandgasten lijkt me een leuk boek, want het heeft een bijzonder stijl en een apart verhaal.
11 A Eilanddagen is een apart boek met een bijzonder verhaal.


Slide 19 - Tekstslide