Week 7 Nederlands 2M

Nederlands 2M week 7
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 2M week 7

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 3 - Tekstslide

Afspraken in de les



  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Nieuw Nederlands, een schrift, een leesboek, een agenda en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => in je tas!
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk weektaak 7
Lezen: maken opdracht 4 en 5  94 t/m 95

Woordenschat: maken opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 76 en 77
opdracht 5 en 6 op bladzijde 78


Slide 5 - Tekstslide

Week 7  - 14 februari t/m 
18 februari 2022
  • Vervolg begrijpend lezen hoofdstuk 4
  • Start woordenschat hoofdstuk 3
  • bziwb - code LessonUp
  • Lezen aan het begin van de les. Rapport 1 en 2: leesniveau 1 en 2. Rapport 3 niveau 2.
  • Proefwerk lezen week: dinsdag 8 maart 2022

Slide 6 - Tekstslide

PTD rapportperiode 2 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toetsvorm
Leerstof/ doel 
Tijd
Weging
Datum

201
SO
Grammatica zinsdelen en woordsoorten H. 3 en H. 4
45 min
1
Afgerond
202
PW
Lezen H. 3 en 
H. 4 en ws H. 3 en H. 4
45 min
3
Week van 
203
SO
Schrijven zakelijke e-mail + presentatie film 
45 min
1
Nee

Slide 7 - Tekstslide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. Dat doe je natuurlijk elke dag 

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Vorige week zijn we gestart met feiten, meningen en argumenten.

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week leer/kun je:

  • opsommingen en tegenstellingen herkennen aan de hand van signaalwoorden
  • feiten, meningen en argumenten herkennen en begrijpen
  • vaste vergelijkingen herkennen en begrijpen

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia volgt  uitleg.

Slide 11 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden (bladzijde 64)
In teksten staan vaak woorden als later, terwijl, ten eerste, ook, maar, toch. Dat soort woorden noemen we signaalwoorden. Ze geven aan op welke manier de woorden, zinnen en alinea’s in een tekst met elkaar samenhangen. Die samenhang heet het tekstverband. Door te letten op tekstverbanden, kun je een tekst beter begrijpen.

Slide 12 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden (bladzijde 64)
Er zijn verschillende soorten tekstverbanden:
Opsomming – signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte. Je kunt een opsomming ook herkennen aan een dubbele punt (:), liggende streepjes (–), getallen (1, 2, 3) of dots (•). Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd, dan noem je dat een opsommend verband.

Slide 13 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden (bladzijde 64)
Tegenstelling – signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant … aan de andere kant. Bijvoorbeeld: Veel jongeren willen graag in de vakantie wat bijverdienen, maar er is dit jaar weinig vakantiewerk te vinden. Een tegenstellend verband geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Feiten, meningen en argumenten (bladzijde 90)
Een feit is een uitspraak over iets wat waar of onwaar is. Je kunt een feit controleren. Bijvoorbeeld: Uit onderzoek blijkt dat de meeste mensen rood de mooiste kleur vinden. Je kunt de waarheid van deze uitspraak controleren door in de krant te kijken of op internet te zoeken.

Slide 16 - Tekstslide

Feiten, meningen en argumenten (bladzijde 90)
Een mening of standpunt is een uitspraak over wat iemand vindt van iets of hoe iemand ergens over denkt. Met een mening of standpunt kun je het eens of oneens zijn. Je herkent een mening aan woorden als ik vind en volgens mij. Bijvoorbeeld: Ik vind schilderijen van vroeger mooier dan moderne kunst.

Slide 17 - Tekstslide

Feiten, meningen en argumenten (bladzijde 90)
Als je uitlegt waaróm je een bepaalde mening hebt of als je een mening wilt verdedigen, gebruik je een argument. Een argument herken je aan woorden als want, omdat, namelijk en immers. Bijvoorbeeld: Ik vind schilderijen van vroeger mooier dan moderne kunst (mening), want op oude schilderijen zie je beter wat het voorstelt (argument).

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Vergelijkingen  (bladzijde 76)
In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken. Je vergelijkt ze met elkaar. Bijvoorbeeld: Jasper is zo sterk als een beer. Door Jasper te vergelijken met een beer, maak je duidelijk dat Jasper heel erg sterk is. Een vergelijking is altijd figuurlijk bedoeld. Vaste vergelijkingen hebben meestal de vorm zo … als … Voorbeelden: zo wit als sneeuw; zo groen als gras; zo duf als een konijn; zo rood als een kreeft.

Slide 20 - Tekstslide

Zie magister - uitleg vergelijkingen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald? 

Weet je nu/kun je nu:
  • opsommingen en tegenstellingen herkennen aan de hand van signaalwoorden
  • feiten, meningen en argumenten herkennen en begrijpen
  • vaste vergelijkingen herkennen en begrijpen

Slide 23 - Tekstslide

Nakijken

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk weektaak 6
Maken opdracht 1 t/m 3 90 t/m 93

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 90
1 B schoonheid
2 Bestaat echte, objectieve schoonheid?
3 a feit
b mening
c feit
4 mening = Ik vind dit zelf een erg aannemelijke theorie
argumente = want uit onderzoek blijkt dat mooie mensen meer aandacht krijgen en meer relaties hebben.
5 persoonlijk
6 Dit is een feit, want in de volgende zin staat dat dit blijkt uit onderzoek.
7 Bovendien

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 90
9 informeren: Er wordt in de inleiding een feitelijke vraag gesteld en de tekst geeft daar antwoord op.
10 Echte, objectieve schoonheid bestaat dus wel, want bepaalde eigenschappen worden door bijna alle mensen mooi gevonden.

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 91
1 D De schrijver wil zijn mening geven over het boek.
2 alinea 1
3 C Jakob heeft Yiannis vier jaar niet gezien. / Jakob mag van zijn moeder naar Yiannis toe.
Dit kun je zien aan het woord 'Desondanks'.
4 Tegenstelling; dat zie je aan het woord 'echter' in alinea 4.
5 D Samson heeft het boek geschreven in de jij-vorm en de jij is Jakob.
6 De schrijver vind het boek 'anders dan anders'

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 91
7 De twee argumenten van de schrijver zijn: Allereerst vanwege de aparte stijl en Het verhaal is ook apart.
Signaalwoorden: Allereerst, ook.
8 De vijf beoordelingswoorden zijn: apart, vrij rustig/saai, spannend(e laag), bijzonder, mooi (te beschrijven)
9 De 'jou' is Jakob.
10 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Eilandgasten lijkt me een leuk boek, want het heeft een bijzonder stijl en een apart verhaal.
11 A Eilanddagen is een apart boek met een bijzonder verhaal.

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 93
Argument uit tekst 4: Bolleboos is een van de oudste woorden uit de selectie.
Argument uit tekst 5: Bolleboos wordt tegenwoordig niet meer zo veel gebruikt.

Slide 30 - Tekstslide

Weektaak afgerond!!!

Slide 31 - Tekstslide