Periode 5 - Les 3

Periode 5 - Les 3
Het spijsverteringsstelsel
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
ExcelBeroepsopleiding

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Periode 5 - Les 3
Het spijsverteringsstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Terugblik op darmen
Lever, alvleesklier, buikvlies

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstudie
Zijn er vragen over de gemaakte opdrachten over darmen?

Slide 3 - Tekstslide

Opbouw van de darmwand
De binnenste laag van de dunne darm bestaal uit ...
Deze heeft plooien: grote plooien, kleine plooien ... en miniplooitjes van de celmembraan van de slijmvliescellen ....
Buiten de slijmvlieslaag ligt glad spierweefsel dat zorgt voor ...
Aan de buitenzijde ligt ...
Slijmvlies
Darmvlokken of villi
Microvilli
Peristaltiek
Bindweefsel

Slide 4 - Sleepvraag

Waar vindt de meeste opname van voedingsstoffen plaats?
A
Twaalfvingerige darm
B
Dikke darm
C
Dunne darm
D
Endeldarm

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de functie van gal?
A
Spreiden van vet in kleine druppels
B
Neutraliseren van maagzuur
C
Verteren van vet

Slide 6 - Quizvraag

Bij overgevoeligheid voor gluten in de voeding raken de microvilli en villi in het darmslijmvlies beschadigd. Ze verdwijnen op den duur zelfs.
Het gevolg daarvan is dat er onvoldoende resorptie plaatsvindt.
Welke effecten ontstaan er dan? (Meerdere antwoorden mogelijk.)
A
Bloed bij de ontlasting
B
Diarree
C
Een tekort aan allerlei voedingsstoffen
D
Vermagering

Slide 7 - Quizvraag

Drie functies van de darmflora
Sommige bacteriën helpen bij de (gedeeltelijke) vertering van vezels uit de voeding. Andere bacteriën produceren vitamine K, dat door het colon wordt opgenomen. Zo komt je lichaam aan vitamine K, naast de vitamine K in de voeding.
Bacteriën zijn ook van belang voor de afweer. Net als de huidflora beschermen ze tegen het binnendringen van ongewenste of gevaarlijke bacteriën. Een gezonde darmflora is daarom belangrijk

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Lever
Spijsvertering > gal > vetten emulgeren. 
Homeostase balans in lichaam > bloedsuikerspiegel, verhoudingen bloed


De lever draagt bij aan de koolhydraatstofwisseling, de eiwitstofwisseling en de vetstofwisseling. In de koolhydraatstofwisseling handhaaft de lever het glucosegehalte constant in het bloed. Overtollige glucose kan opgeslagen worden in de vorm van een stof genaamd glycogeen, zowel in de lever als in de spieren.
Bij de eiwitstofwisseling maakt de lever niet-essentiele aminozuren en breekt de overtollige aminozuren af. Het bijproduct van deze afbraak is ammoniak (zeer giftig). Dit ammoniak wordt door de lever omgezet in ureum wat gemakkelijk door de nieren kan worden uitgescheiden.
In de vetstofwisseling, participeert de lever in de vorming van niet-essentiële vetzuren uit andere vetzuren, aminozuren of koolhydraten. De lever is ook nauw betrokken bij de productie en afbraak van cholesterol.




Slide 10 - Tekstslide

Lever
De lever draagt bij aan de spijsvertering door gal uit te scheiden dat vetten emulgeert. Daarnaast zorgt de lever ervoor dat de samenstelling van het bloed niet te veel varieert (homeostase). Om deze taken uit te voeren krijgt de lever via de poortader bloed uit het hele maag- en darmgebied.
(Homeostase > bloeddruk, temperatuur)

Slide 11 - Tekstslide

Darmen > opname voedingsstoffen in bloed > via poortader naar lever > waar levercellen stoffen uit bloed verwijderen, afbreken, zelf stoffen produceren en deze weer afgeven aan het bloed of uitscheiden in de gal.

Slide 12 - Tekstslide

Functies van de lever
  • Ontgiften: de lever breekt giftige stoffen af, zoals alcohol.
  • Productie stollingsfactoren: de lever maakt eiwitten zoals stollingsfactoren en het eiwit albumine.
  • Afbraak hemoglobine (hb): Oude rode bloedcellen (erytrocyten) worden afgebroken door de milt en lever. Hemoglobine uit de erytrocyten wordt afgebroken door de lever. Het afvalproduct is bilirubine > ontlasting.
  • Opslag van glucose: als die niet meteen nodig is om te verbranden > vindt plaats in de vorm van glycogeen, een glucoseketen. Bij laag bloedsuikergehalte weer omzetting naar glucose > bloed.
  • Productie en opslag van gal.
  • Opslag vitaminen en ijzer. Vitamine A en D en een ijzervoorraad.



Slide 13 - Tekstslide

Een baby kan de eerste dagen na de geboorte geel zien. Door welke stof komt dit?
A
Bilirubine
B
Cholesterol
C
Stollingsfactoren

Slide 14 - Quizvraag

Uitleg
De gele kleur wordt veroorzaakt door een hoge spiegel van bilirubine. Dit komt doordat er elke dag een beetje van zijn hemoglobine wordt afgebroken tot bilirubine. Voor de geboorte kwam de bilirubine via de navelstreng en placenta in de moeder terecht, waar de lever van de moeder de bilirubine opruimde. Nu moet de baby dat zelf doen. Het duurt even voordat zijn lever op gang komt. 

Slide 15 - Tekstslide

Een hoge concentratie bilirubine is gevaarlijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Welk verschijnsel ontstaat niet wanneer de ongebonden bilirubine zich ophoopt in de lever en het bloed?
A
Sufheid
B
Hersenbeschadiging
C
Jeuk
D
Veel plassen

Slide 17 - Quizvraag

Welke verschijnselen ontstaan wanneer ongebonden bilirubine zich ophoopt in de lever en het bloed?
Wel
Niet
Hersenbeschadiging
Diarree
Jeuk
Donkere urine

Slide 18 - Sleepvraag

Pancreas (alvleesklier))

Slide 19 - Tekstslide

Endocriene functie pancreas
De ‘Eilandjes van Langerhans’ > 
klieren > hormoon insuline  
Ook glucagon > tegengesteld 
aan insuline

Slide 20 - Tekstslide

Endocriene functie pancreas
In de alvleesklier zitten kleine 
klieren die onder andere het 
hormoon insuline produceren: 
de ‘Eilandjes van Langerhans’. 
Naast insuline produceren ze 
ook glucagon. De werking van 
glucagon is precies tegengesteld 
aan de werking van insuline.

Slide 21 - Tekstslide

Exocriene functie pancreas
De alvleesklier produceert per dag ruim een liter alvleeskliersap.
Wanneer we voedsel zien, ruiken, proeven of doorslikken krijgen de hersenen een seintje dat er voedsel in aantocht is.
Ook de aanwezigheid van voedsel in de maag en de twaalfvingerige darm, stimuleert de alvleesklier tot het aanmaken van alvleeskliersap.

Papil van Vater in duodenum

Slide 22 - Tekstslide

Exocriene functie pancreas
De alvleesklier produceert alvleeskliersap, dat belangrijke spijsverteringsenzymen bevat. Dit sap wordt via kleine afvoerbuisjes, die samenkomen in de pancreasbuis, afgevoerd naar de twaalfvingerige darm. Vlak daarvoor komt deze samen met de galafvoergang. De plek waar de pancreasbuis en de galafvoergang uitmonden in de twaalfvingerige darm heet de ‘Papil van Vater’.

Slide 23 - Tekstslide

Spijsverteringsenzymen in pancreassap
De belangrijkste spijsverteringsenzymen in alvleeskliersap zijn:

Amylase : voor de vertering van suikers
Lipase : voor de vertering van vetten
Trypsine : voor de vertering van eiwitten

Slide 24 - Tekstslide

Welke klachten verwacht je als de alvleesklier niet goede werkt?

Slide 25 - Open vraag

Uitleg
Hevige buikpijn. De pijn kan uitstralen naar de linkerzij, schouder en rug. Ook koorts en een snelle ademhaling zijn veel voorkomende klachten, net zoals misselijkheid en braken. Na een maaltijd nemen de klachten vaak toe.
Steeds minder spijsverteringsenzymen. Door het tekort aan enzymen worden de vetstoffen uit de voeding niet goed verteerd en verlaten deze het lichaam in de ontlasting. Hierdoor ontstaat vettige diarree.

Slide 26 - Tekstslide

Hoeveel milliliter pancreassap wordt er per dag geproduceerd?
A
200 ml
B
800 ml
C
1000 ml
D
1500 ml

Slide 27 - Quizvraag

Amylase
Lipase
Trypsine
Voor de vertering van vetten
Voor de vertering van suikers
Voor de vertering van eiwitten

Slide 28 - Sleepvraag

Peritoneum (buikvlies)

Slide 29 - Tekstslide

Peritoneum ligging en functie
Rondom de meeste buikorganen ligt het buikvlies (peritoneum). Buikvlies zorgt ervoor dat de buikorganen soepel over elkaar kunnen bewegen.

Slide 30 - Tekstslide

Peritoneum - bouw en ligging
Twee lagen > vloeistof 
Ligging buitenste laag
Veel pijnvezels
Ligging binnenste laag: maag, lever, galblaas, dunne darm en dikke darm

De blaas, baarmoeder en endeldarm liggen onder het buikvlies.

Slide 31 - Tekstslide

Peritoneum - bouw en ligging
Het buikvlies bestaat uit twee lagen met een beetje vloeistof ertussen. De buitenste laag ligt tegen de (binnenkant van de) buikwand, zijwand, rugspieren en wervelkolom. In deze buitenste laag zitten veel pijnvezels. De binnenste laag ligt rondom de meeste buikorganen: maag, lever, galblaas, dunne darm en dikke darm.
De blaas, baarmoeder en endeldarm liggen onder het buikvlies.

Slide 32 - Tekstslide

Wat is de belangrijkste functie van het buikvlies (peritoneum)?
A
Het beschermt de organen in de buikholte en vergemakkelijkt hun beweging
B
Het produceert enzymen die helpen bij de spijsvertering
C
Het voorkomt de beweging van organen in de buikholte
D
Het zorgt voor de opname van voedingsstoffen in de darmen

Slide 33 - Quizvraag

Waar bevindt het buikvlies zich in het menselijk lichaam?
A
Het bedekt de wanden van de borstholte en de longen
B
Het bevindt zich in de schedelholte en beschermt de hersenen
C
Het omgeeft de wervelkolom en beschermt het ruggenmerg
D
Het omgeeft en beschermt de organen in de buik- en bekkenholte

Slide 34 - Quizvraag

Zelfstudie
Maak in Learnbeat de opdrachten van 1.3E.

Slide 35 - Tekstslide