Oefentoets: Gedrag (havo)
1. Beschrijf wat gedrag is.
1 / 35
Onderdelen in deze les
1. Beschrijf wat gedrag is.
Slide 1 - Open vraag
2. Is het wel of geen gedrag?
Wel gedrag
Geen gedrag
Lachen
Een plant neemt zuurstof op
Fietsen
Een aap klimt in de boom
Een voetbal
Rennen
Slide 2 - Sleepvraag
3. Het rode stoplicht is een voorbeeld van een...
A
Inwendige prikkel
B
Uitwendige prikkel
Slide 3 - Quizvraag
4. Sommige prikkels, roepen altijd hetzelfde gedrag op. Dit heet een:
A
Supernormale prikkel
B
Inwendige prikkel
C
Sleutelprikkel
D
Uitwendige prikkel
Slide 4 - Quizvraag
5. Make up bij vrouwen en foto's fotoshoppen, zijn voorbeelden van:
A
Sleutelprikkels
B
Supernormale prikkels
C
Inwendige prikkel
D
Territoriumgedrag
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Video
6. Hoe wordt het gedrag genoemd van de vogel in het filmpje op de vorige pagina?
Slide 7 - Open vraag
7. Kruis alles aan wat belangrijke zaken zijn bij een goede samenwerking.
A
Goede afspraken
B
Een taakverdeling
C
Elkaar in je waarde laten
D
Sociale regels
Slide 8 - Quizvraag
8. Is het een norm of een waarde?
'Respect'
'Respect'
A
Norm
B
Waarde
Slide 9 - Quizvraag
9. Als bepaald afval kan worden afgebroken in de natuur, dan noem je het:
Slide 10 - Open vraag
10. Waar gooi je het weg?
Een gebruikt theezakje
Een gebruikt theezakje
A
GFT
B
PMD
C
Papier
D
Glas
Slide 11 - Quizvraag
11. Waar gooi je het weg?
De krant
De krant
A
GFT
B
PMD
C
Papier
D
Glas
Slide 12 - Quizvraag
12. Kruis alles aan wat je bij restafval moet weggooien.
A
Oud t-shirt
B
Spuitbus van deodorant
C
Pizzadoos
D
Chipszak
Slide 13 - Quizvraag
13. Wat is het verschil tussen recyclen en hergebruiken?
Slide 14 - Open vraag
14. Hoe worden korrels van rubber of plastic genoemd?
A
schroot
B
snippertjes
C
granulaat
D
acrylaat
Slide 15 - Quizvraag
15. Wat zou jij zelf kunnen doen om jouw ecologische voetafdruk te verkleinen?
Slide 16 - Open vraag
16. Wanneer is een product duurzaam?
Slide 17 - Open vraag
17. Het is een stukje code in een vaste volgorde die bepaalt wat jij ziet op bijvoorbeeld sociale media.
A
Anekdote
B
Territorium
C
Fake news
D
Algoritme
Slide 18 - Quizvraag
18. Bij gedrag observeren is het van belang om objectief te zijn. Sleep de uitspraak naar het juiste begrip. Is het objectief of niet?
Objectief
Niet objectief
De kat is heel agressief tegen de hond
De hond laat zijn tanden zien.
Het meisje is verdrietig.
De jongen loopt naar voren.
Slide 19 - Sleepvraag
19. Zet de stappen van een gedragsonderzoek in de juiste volgorde.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Protocol maken
Ethogram maken
Staafdiagram maken
Observeren
Slide 20 - Sleepvraag
20. Bij welke stap hoort dit?
A
Observeren
B
Ethogram maken
C
Protocol maken
D
Staafdiagram maken
Slide 21 - Quizvraag
21. Bij welke stap hoort dit?
A
Observeren
B
Ethogram maken
C
Protocol maken
D
Staafdiagram maken
Slide 22 - Quizvraag
22. Hoe wordt het langer houdbaar maken van producten genoemd?
Slide 23 - Open vraag
23. Hieronder staan zes verschillende producten. Sommige producten behoren bij THT (ten minste houdbaar tot) en andere producten horen bij TGT (te gebruiken tot). Versleep de producten naar het juiste begrip.
THT (tenminste houdbaar tot)
TGT (te gebruiken tot)
Halfvolle melk
Sla
Vis
Gedroogde pasta
Harde kaas
Cola
Versgeperste jus
Slide 24 - Sleepvraag
24. Leg uit wat een additief is.
Slide 25 - Open vraag
25. Het luchtdicht verpakken van voedsel, zodat er geen zuurstof bij kan en het op die manier langer bewaard kan worden, wordt .... genoemd.
A
Pasteuriseren
B
Steriliseren
C
Invriezen
D
Vacuüm verpakken
Slide 26 - Quizvraag
26. Kruis aan wat er verplicht op een etiket moet staan.
A
Ingrediënten
B
Naam en adres van de producent
C
Hoeveelheid
D
Houdbaarheidsdatum
Slide 27 - Quizvraag
27. Juist of niet juist.
Je proeft alleen met je tong.
Je proeft alleen met je tong.
A
Juist
B
Niet juist
Slide 28 - Quizvraag
28. Welke smaken kun je proeven met je tong?
Slide 29 - Open vraag
29. Welk gebied wordt door een dier verdedigd?
A
Territorium
B
Terrarium
C
Feromonen
D
Gedragsonderzoek
Slide 30 - Quizvraag
30. Sinaasappelsap heeft een pH-waarde van 3 tot 4. Hoe noem je sinaasappelsap?
A
Zuur
B
Neutraal
C
Basisch
Slide 31 - Quizvraag
31. Met een indicator kun je...
A
Rode koolsap aantonen
B
Het gedrag bestuderen
C
Andere stoffen aantonen
D
Het gedrag in een tabel zetten
Slide 32 - Quizvraag
32. Hoe zuurder iets is, hoe ... de pH-waarde.
A
Lager
B
Hoger
Slide 33 - Quizvraag
33. Water heeft een pH-waarde van ... en is dus neutraal.
A
2
B
4
C
7
D
12
Slide 34 - Quizvraag
34. In pasta zitten koolhydraten, wat is de functie van koolhydraten?
