In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
metriek stelsel enzo..
Slide 1 - Tekstslide
Doelen van de les:
omtrek
oppervlakte
inhoud
ruimtelijke figuren
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Lengte
Slide 4 - Tekstslide
lente ,oppervlakte, omtrek
Oppervlakte -> lengte x breedte (m, dm, cm, mm, etc.) -> iedere stap x10 of : door 10
Omtrek -> lengte + breedte + lengte + breedt of 2x lengte + 2x breedte (m2, dm2, cm2, mm2, etc.) -> iedere stap x 100 of : door 100
Inhoud -> lengte x breedte x hoogte (m3, dm3, cm3, mm3, etc.) -> iedere stap x 1000 of : door 1000
Slide 5 - Tekstslide
Hoe zat het ook alweer?
1 m = 10 dm = 100 cm= 1000 mm
1 km = 1000 m of 1 kl = 1000 l
1 km = 1000 000 mm
1 kg = 1000 g =10000 dg
Slide 6 - Tekstslide
Iedere tegel is 50 cmx 50 cm
Wat is de omtrek van dit figuur?
Wat is de oppervlakte van dit figuur?
Slide 7 - Tekstslide
Weten we het nog?
Slide 8 - Tekstslide
De rolmaat geeft de breedte van een baan behang: 4,3 dm Hoeveel centimeter is dat? Hoeveel meter zijn 8 banen
A
430 cm
B
43cm
C
4,3 cm
D
4300cm
Slide 9 - Quizvraag
De rolmaat geeft de breedte van een baan behang: 4,3 dm Hoeveel meter is dat?
A
43 m
B
430 m
C
0,43 m
D
0,043 m
Slide 10 - Quizvraag
- De rolmaat geeft de breedte van een baan behang: 4,3 dm - Hoeveel meter is dat? (antwoord van de vorige vraag) 0,43m
- Hoeveel meter zijn 8 banen
A
34,4 m
B
3,44 m
C
34,4 m
D
3,44 m
Slide 11 - Quizvraag
Het is 2,2 km naar de sporthal. Hoeveel meter moet ik fietsen?
A
22000 m
B
2,2 m
C
22 m
D
2200 m
Slide 12 - Quizvraag
Welke formules zijn mogelijk bij de omtrek?
A
Lengte + breedte
B
2x Lengte + 2x breedte
C
Lengte x breedte
D
Lengte+breedte+lengte+breedte
Slide 13 - Quizvraag
Rond een weiland loopt een sloot. Het weiland is 189,5m breed en 405m lang. Hoeveel km is de sloot om het weiland? Rond af op 1 decimaal. (laat ook je berekening zien)
Slide 14 - Open vraag
De aarbeien wegen 80 gram de druiven 0,2 kg? Welke uitspraak klopt?
A
80 gr+20 gr= 100 gram = 0,10kg
B
80 gr + 200 gr = 2,8 kg
C
80 gr + 200 gr = 280 gr = 0,28 kg
D
0,8 kg + 0,2 kg = 0,10 kg
Slide 15 - Quizvraag
Floortje koopt 9 trosjes druiven (350 gram) Hoeveel kg koopt zij? (laat je berekening zien)
Slide 16 - Open vraag
Dan gaan we aan de slag
1e jaars grooteenheden
2e jaars hoofdstuk 4 metriek stelsel
Slide 17 - Tekstslide
Vragen?
VRAGEN?
Slide 18 - Tekstslide
Kan een auto van 214 cm, met een dakkoffer van 1,06 m door de tunnel? Schrijf op hoe je rekent.
Slide 19 - Open vraag
Heb je kunnen werken tijdens zelfstandige opdrachten?
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.