Vanaf 1 juli 1942 was het kamp als Polizeiliches Judendurchgangslager Westerbork het vertrekpunt van in totaal 93 treinen naar Auschwitz, Sobibor, Theresienstadt en Bergen-Belsen.
Het kamp moest zoveel mogelijk functioneren als een normaal dorp. Een schijnwereld. Er waren cursussen en er kon gesport worden. Zelfs winkelen was mogelijk. Het kamp had zijn eigen geld. Daarmee kon je in het Lagerwarenhaus en de Lagerkantine terecht. Er was zelfs een wisselkantoor waar het laatste 'gewone' geld voor de biljetten van kamp Westerbork ingewisseld kon worden. In de registratiebarak werden op dinsdagavonden revuevoorstellingen en concerten gegeven en toneelstukken opgevoerd.