Lidwoorden: is een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
1 / 53
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Lidwoorden: is een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
Slide 1 - Slide
Wat weet je al?
We gaan kijken hoeveel je zonder uitleg al weet. Maak de de quiz: welke woorden zijn der, die of das?
Slide 2 - Slide
Aantekening:
neem over
in je schrift
Mannelijke woorden:
alle mannelijke mensen en dieren: der Lehrer
alle dagen van de week: der Montag
alle seizoenen: der Sommer
alle maanden: der Oktober
der Kater
Slide 3 - Slide
Onzijdige woorden:
alle verkleinwoordjes, op -chen: das Kaninchen
de meeste het-woorden: das Dorf
das Buch
Slide 4 - Slide
Vrouwelijke woorden:
alle vrouwelijke mensen en dieren: die Oma
de meeste woorden op -e: die Adresse
alle woorden op -ung: die Zeitung
alle woorden op -schaft: die Freundschaft
alle woorden op -heit: die Freiheit
alle woorden op -keit: die Fröhlichkeit
alle woorden op - ei: die Bäckerei
alle woorden op -ion: die Station
alle woorden op -ät: die Universität
die Katze
Slide 5 - Slide
Freundin
2/8
A
der
B
die
C
das
Slide 6 - Quiz
Frühling
8/8
A
der
B
die
C
das
Slide 7 - Quiz
Aufgabe
6/8
A
der
B
die
C
das
Slide 8 - Quiz
Gesundheit
4/8
A
der
B
die
C
das
Slide 9 - Quiz
Fenster
7/8
A
der
B
die
C
das
Slide 10 - Quiz
Bestellung
1/8
A
der
B
die
C
das
Slide 11 - Quiz
Meerschweinchen
3/8
A
der
B
die
C
das
Slide 12 - Quiz
Pilot
5/8
A
der
B
die
C
das
Slide 13 - Quiz
Ken je alle ezelsbruggetjes? Neem ze nog één keer goed door en maak de volgende 8 quizvragen. Succes!
uitleg
Slide 14 - Slide
-chen
1/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)
Slide 15 - Quiz
seizoen
2/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)
Slide 16 - Quiz
-schaft
3/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)
Slide 17 - Quiz
vrouwelijk persoon
4/8
A
der
B
die
C
das
Slide 18 - Quiz
-e
5/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)
Slide 19 - Quiz
dagen/maanden
6/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)
Slide 20 - Quiz
-ung
7/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)
Slide 21 - Quiz
het
8/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)
Slide 22 - Quiz
En nu kijken we of het je lukt de regels op woorden toe te passen. Weet jij welk ezelsbruggetje op het woord van toepassing is? Zet 'm op! Je krijgt weer 8 vragen.
uitleg
Slide 23 - Slide
Ausländer
1/8
vertaling
A
biologisch man/vrouw
B
verkleinwoord
C
dag/maand/seizoen
D
vrouwelijke uitgang
Slide 24 - Quiz
Panne
2/8
vertaling
A
verkleinwoord
B
dag/maand/seizoen
C
het-woord
D
vrouwelijke uitgang
Slide 25 - Quiz
Wasser
3/8
vertaling
A
vrouwelijke uitgang
B
het-woord
C
biologisch man/vrouw
D
dag/maand/seizoen
Slide 26 - Quiz
Männlichkeit
4/8
vertaling
A
het-woord
B
biologisch man/vrouw
C
vrouwelijke uitgang
D
verkleinwoord
Slide 27 - Quiz
Wochenende
5/8
vertaling
A
dag/maand/seizoen
B
vrouwelijke uitgang
C
het-woord
D
verkleinwoord
Slide 28 - Quiz
Polizistin
6/8
vertaling
A
verkleinwoord
B
biologisch man/vrouw
C
het-woord
D
dag/maand/seizoen
Slide 29 - Quiz
Mannschaft
7/8
vertaling
A
biologisch man/vrouw
B
verkleinwoord
C
vrouwelijke uitgang
D
het-woord
Slide 30 - Quiz
Mädchen
8/8
vertaling
A
het-woord
B
vrouwelijke uitgang
C
biologisch man/vrouw
D
verkleinwoord
Slide 31 - Quiz
Alles onder de knie?
Beantwoord de volgende 9 vragen in stilte.
Kies snel je antwoord, je hebt 3 seconden per vraag!
Heb je alles goed?
uitleg
Tot slot maken we de allereerste test nóg een keer. Heb je nu wel (bijna) alles goed? Zet 'm op!