Afweer les

Afweer
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Afweer

Slide 1 - Slide

Wat moet je weten?
-Hoe word je ziek van een virus?
- Verschil tussen intern en extern milieu
- Verschil tussen antigenen en antistoffen
- Verschillende vormen afweer (chemisch/mechanisch/aangeboren/verworven)
- Weg van eerste blootstelling antigeen tot geheugencellen (cellulair en humoraal)
-Het mechanisme achter inenten
- Verschil resistentie vs immuniteit en de functie van antibiotica
- Wat is het verschil tussen B-lymfocyten en T-lymfocyten in naam en functie?
- Bloedgroepen (AB0 + Rhesus)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Welke vorm van afweer bouw je pas na de geboorte (=verworven afweer) op
A
specifieke afweer
B
aspecifieke afweer
C
mechanische afweer
D
chemische afweer

Slide 4 - Quiz

De specifieke afweer heeft twee typen: cellulaire en humorale afweer.
Bij welke worden T-geheugencellen gemaakt?
A
cellulaire afweer
B
humorale afweer

Slide 5 - Quiz

Welke cellen starten de specifieke afweer?
A
Thelper lymfocyten
B
cytotoxische T-lymfocyten
C
antigeen presenterende cellen
D
plasmacellen

Slide 6 - Quiz

B-lymfocyten maken antistoffen die de bacteriën onschadelijk maken. Dit is...
A
Aspecifieke en humorale afweer
B
Specifieke en humorale afweer
C
Aspecifieke en cellulaire afweer
D
Specifieke en cellulaire afweer

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de genummerde delen in de afbeelding?
A
1 antistof 2 ziekteverwekker 3 antigeen
B
1 antigeen 2 ziekteverwekker 3 antistof
C
1 ziekteverwekker 2 antistof 3 antigeen
D
1 antigeen 2 antistof 3 ziekteverwekker

Slide 8 - Quiz

Bij welke type afweer worden geheugencellen gemaakt?
A
Alleen bij cellulaire afweer
B
Alleen bij humorale afweer
C
Zowel cellulaire als humorale afweer
D
Bij geen van beide

Slide 9 - Quiz

humorale afweer
cellulaire afweer
B-lymfocyten
antistoffen
T-lymfocyten
lysis
plasmacellen
gericht tegen geïnfecteerde lichaamscellen
gericht tegen ziekteverwekkers buiten de cellen

Slide 10 - Drag question

Immuniteit
Incubatietijd
De tijd tussen binnendringen van ziekteverwekker   --> ziekteverschijnselen
Primaire reactie
De vorming van antistoffen na het eerste contact   +  de vorming van B-geheugencellen
Secundaire reactie
Geheugencellen vormen snel antistoffen, na opnieuw contact met dít antigeen  -->   niet ziek --> dus je bent immuun.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Bekijk de afbeelding
Het immuunsysteem reageert anders na een secundaire infectie.

Welke conclusie kan NIET uit dit diagram getrokken worden?
A
Het duurt langer na een secundaire infectie voordat er antistoffen worden geproduceerd
B
Na een secundaire infectie komt blijft de antistof-concentratie langer op peil
C
Er worden na een secundaire infectie meer antistoffen geproduceerd

Slide 13 - Quiz

Immuniteit
natuurlijk
kunstmatig
actief
passief
Een antigeen komt op natuurlijke wijze in contact met je imuunsysteem, je wordt ziek maar je maakt wel geheugen-T en -B-cellen. Er wordt actief door je lichaam antistoffen en geheugen aangemaakt
Je krijgt op natuurlijke wijze al gemaakte antistoffen binnen. Deze antistoffen bieden immuniteit op korte termijn. Je lymfocyten komen nooit antigenen tegen dus gaan zelf geen antistoffen en geheugen aanmaken.
Je krijgt bewust door een medisch professioneel persoon op kunstmatige wijze antistoffen toegediend.mDeze antistoffen bieden immuniteit op korte termijn. Je lymfocyten komen nooit antigenen tegen dus gaan zelf geen antistoffen en geheugen aanmaken.
Een antigeen wordt door een medisch professioneel persoon op kunstmatige wijze toegediend, je wordt ziek maar je maakt wel geheugen-T en -B-cellen. Er wordt actief door je lichaam antistoffen en geheugen aangemaakt

Slide 14 - Slide

Afhankelijk van hoe er geimmuniseerd wordt, vindt er wel of geen reactie van de lymfocyten plaats. 
Wat is het verschil tussen actieve en passieve immunisatie? Sleep de term naar de bijbehorende omschrijving.
Antigenen worden geintroduceerd, de lymfocyten reageren en er ontstaan geheugencellen
antistoffen worden geintroduceerd, de lymfocyten reageren niet en er wordt geen geheugen opgebouwd
actieve immunisatie
passieve immunisatie

Slide 15 - Drag question

Vaccineren is een voorbeeld van ....
A
natuurlijke en actieve immunisatie
B
natuurlijke en passieve immunisatie
C
kunstmatige en actieve immunisatie
D
kunstmatige en passieve immunisatie

Slide 16 - Quiz

Een zuigeling drinkt melk van de moeder. Dit is een voorbeeld van?
A
natuurlijke en actieve immunisatie
B
natuurlijke en passieve immunisatie
C
kunstmatige en actieve immunisatie
D
kunstmatige en passieve immunisatie

Slide 17 - Quiz

Het gif van een zwarte mamba (zie afbeelding) is zeer giftig. Een onbehandelde beet zal binnen een uur leiden tot de dood van het slachtoffer. Ook bij de mens.
Er moet zeer snel een antigif worden toegediend. Dit is een voorbeeld van...
A
natuurlijke en actieve immunisatie
B
natuurlijke en passieve immunisatie
C
kunstmatige en actieve immunisatie
D
kunstmatige en passieve immunisatie

Slide 18 - Quiz

Maarten heeft als klein kind de bof gehad, waardoor hij deze ziekte niet nog een keer zal oplopen.

A
natuurlijke en actieve immunisatie
B
natuurlijke en passieve immunisatie
C
kunstmatige en actieve immunisatie
D
kunstmatige en passieve immunisatie

Slide 19 - Quiz

Een persoon is geimmuniseerd. De antistofconcentratie in het bloed wordt vanaf het moment van immunisatie bijgehouden. Zie de afbeelding.
Leg uit of deze persoon actief of passief geimmuniseerd is met behulp van twee gegevens uit het diagram.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Video

Wat is het verschil tussen immuniteit en resistentie?

Slide 22 - Open question

Slide 24 - Video

Een persoon met bloedgroep 0 (nul; dus NIET de letter O) heeft in zijn bloed antistoffen tegen...
A
geen enkele andere bloedgroep
B
alleen tegen bloedgroep A
C
alleen tegen bloedgroep B
D
tegen zowel bloedgroep A als B?

Slide 25 - Quiz

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 26 - Quiz

Bloedklontering, waarom gebeurt dit?

Slide 27 - Slide