Herhalingsweek les 1

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
  • Oefenboek
  • Handboek
Welkom havo 3
timer
10:00
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
  • Oefenboek
  • Handboek
Welkom havo 3
timer
10:00
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 

Slide 1 - Slide

Vandaag
Werken met tekstverbanden en onderwerp 
Herhalen toetsstof
Oefenen toets
Actieve werkhouding

Slide 2 - Slide

Regels les
- Als ik spreek, is het stil
- Steek je hand op als je iets wil vragen
- We luisteren naar elkaar
- We respecteren elkaars leerproces
! Actieve Werkhouding!

Slide 3 - Slide

Wat is een actieve werkhouding?

Slide 4 - Open question

Beoordelingselement 1
(Grote) toets:
 
1. Kern handboek Taalgebruik Hoofdstuk 1 t/m 5, Taal en cultuur hoofdstuk 11 (redeneren)
 Kern oefenboek hst 1A, B, C, (G) --> zie ook teams
2. Fictie-opdracht over gelezen boek

Beoordelingselement 2:

Numo
Leerplan woorden (3F)  & interpunctie (2F)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Mensen zijn emotioneel beinvloedbaar en gevoelig voor mooie woorden.
A
Ethos en logos
B
Ethos en pathos
C
Logos en pathos
D
Logos en pathos

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video

Wat zijn verschillende doelen die een schrijver aan een tekst geeft?

Slide 9 - Mind map

tekstdoelen 

  • Informeren
  • Instructie geven
  • Overtuigen
  • Activeren
  • Amuseren
  • Beschouwen

Slide 10 - Slide

3 tekstsoorten 
  • Verhalende tekst
  • Informerende tekst
  • Waarderende tekst


Handboek, taalgebruik 1: pagina 44

Slide 11 - Slide

Wat is geen informerende tekst?
A
leerwerkboek Talent
B
inhoudsopgave in een boek
C
ingezonden brief
D
website van de huisartspraktijk

Slide 12 - Quiz

Een advertentie is een waarderende tekst.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Een voorbeeld van een waarderende tekst is..
A
Advertentie op Marktplaats
B
Gedicht
C
Recensie over een film
D
Factuur van de garage

Slide 14 - Quiz

Tekstverbanden = verbanden in een tekst

  • Soort verband + signaalwoord
  • Signaalwoorden: geven verbanden aan tussen alinea's, zinnen en delen van zinnen
  • Niet de tabel leren, maar de voorbeeldzinnen!


Handboek, taalgebruik 5: pagina 52

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Overzicht van een aantal verbanden en hun signaalwoorden 
Tekstverband:                                                  Signaalwoord:
opsomming                                                      ook, en, bovendien              tegenstelling                                                   maar, echter, toch    
reden                                                                   want, omdat, daarom        
voorbeeld                                                          bijvoorbeeld, zoals
conclusie                                                           dus, daarom, hieruit volgt

Slide 17 - Slide

Het signaalwoord 'zo' hoort bij het alineaverband...
A
tegenstelling
B
toelichting
C
opsomming

Slide 18 - Quiz

Bedenk een signaalwoord dat hoort bij opsomming.

Slide 19 - Open question

Bedenk een signaalwoord dat hoort bij tegenstelling.

Slide 20 - Open question

Welk tekstverband herken je?
'Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.'
A
Doel-middel
B
Vergelijking
C
Samenvatting
D
Conclusie

Slide 21 - Quiz

Doel-middelverband
A
We hebben eerst een taart gebakken en daarna buiten gespeeld.
B
Om er voor te zorgen dat iedereen er bij kan zijn, houden we het feest op zaterdag.
C
Gisteren was ik heel erg moe, daarom heb ik tot 12:00 uur uitgeslapen.
D
Deze kerstvakantie ben ik naar Duitsland geweest. We hebben veel gegeten en gewandeld. Kortom, het was de beste kerstvakantie ooit!

Slide 22 - Quiz


Vergelijkend verband
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen . Daarna gaan we patat eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.

Slide 23 - Quiz

Onderwerp en hoofdgedachte
Je kunt het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst herkennen. 

Je weet wat het verschil is tussen onderwerp en hoofdgedachte.  

Slide 24 - Slide

De kern van een boodschap

Onderwerp: één woord of een woordgroep, bijvoorbeeld:
olifanten

Deelonderwerpen: onderwerp van een of meerdere alinea's:
  • olifanten in het wild
  • olifanten in de dierentuin
  • olifanten in het circus

Hoofdgedachte: onderwerp in één zin:
  • Er zijn verschillende soorten olifanten. 
  • Olifanten moeten beschermd worden. 
  • Olifanten hebben een bijzonder dieet. 

Kernzin: belangrijkste zin in de alinea.
Eerste zin, tweede zin of laatste zin van de alinea.
Deze zin bevat de hoofdzaken uit de alinea. 

Slide 25 - Slide

1. Schrijf een hoofdgedachte bij het onderwerp 'de zomervakantie'.
2. Schrijf twee deelonderwerpen op bij jouw onderwerp en hoofdgedachte. 
timer
3:00
Onderwerp: één woord of een woordgroep, bijvoorbeeld:
olifanten
Deelonderwerpen: onderwerp van een of meerdere alinea's:
  • olifanten in het wild
Hoofdgedachte: onderwerp in één zin:
  • Er zijn verschillende soorten olifanten.  


Slide 26 - Slide

1. Schrijf een hoofdgedachte bij het onderwerp 'de kerstvakantie'
2. Schrijf twee deelonderwerpen op bij jouw onderwerp en hoofdgedachte. 
timer
3:00

Slide 27 - Slide

Vergelijk je antwoorden met die van diegene naast je.
1. Is de hoofdgedachte een volledige zin?
2. Is het deelonderwerp een woord of woordgroep?
3. Hebben jullie verschillende hoofdgedachtes?
4. Hebben jullie verschillende deelonderwerpen? 
timer
2:00

Slide 28 - Slide

Opdracht/Huiswerk
- Ga naar Teams en kijk naar de toetsstof voor periode 1
- Kies 2/3 onderwerpen die je moeilijk vindt
- Open ChatGPT en vraag om drie open toetsvragen te maken over de onderwerpen op het niveau van havo 3
- Maak je eigen oefenvragen en laat je antwoord nakijken door ChatGPT

Slide 29 - Slide