This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Reflexive Pronouns
theme 4 grammar
Slide 1 - Slide
Even terug naar het begin. Er zijn verschillende personal pronouns in het Engels. Match de juiste woorden bij elkaar
Ik
Wij
Zij (meisje)
Zij (mv)
Hij
Het
Jullie
Jij
I
You
He
She
It
You (plural)
We
They
Slide 2 - Drag question
uitleg
Bekijk de uitleg op de website (volgende slide). Je kan eventueel het filmpje bekijken, maar dan volume zacht of uit (er staat ondertiteling bij). Maak notities!
Slide 3 - Slide
www.mrchadd.nl
Slide 4 - Link
Match nu de personal pronouns met de juiste reflexive pronoun
Themselves
Ourselves
Yourselves
Itself
Herself
Himself
Myself
Yourself
I
You
He
She
It
We
You (plural)
They
Slide 5 - Drag question
Slide 6 - Video
Noteer de zinnen van het liedje die je hebt onthouden
Slide 7 - Open question
Match de Nederlandse vertaling met de juiste reflexive pronoun
Mezelf
Zichzelf
Jezelf
Onszelf
Ourselves
Yourself
Myself
Herself
Himself
Themselves
Itself
Yourselves
Slide 8 - Drag question
Vraag 1/2: Wat denk je dat reflexive pronouns doen? Wat is het nut ervan of de functie?
A
Het verwijs terug naar een persoon / dier / ding
B
Je vraagt ermee of iets klopt
C
Het geeft aan van wie iets is
D
Je bevestigend een antwoord
Slide 9 - Quiz
Vraag 2/2: Wat denk je dat reflexive pronouns doen? Wat is het nut ervan of de functie?
A
Het geeft informatie over hoe iets gebeurd
B
Je legt de nadruk ergens op
C
Je vraagt ermee of iets klopt
D
Je stelt hiermee een vraag
Slide 10 - Quiz
Meerkeuzevragen
Welke reflexive pronoun kun je verwerken in de zin?
Slide 11 - Slide
The oven turns off automatically.
A
Himself
B
Itself
C
Yourself
D
Themselves
Slide 12 - Quiz
You (plural) will cut the pie....
A
Myself
B
Himself
C
Yourselves
D
Ourselves
Slide 13 - Quiz
They built the car without help.
A
Herself
B
Myself
C
Yourselves
D
Themselves
Slide 14 - Quiz
We stayed at home without a babysitter.
A
Ourselves
B
Youselves
C
Itself
D
Himself
Slide 15 - Quiz
Schrijf de juiste reflexive pronoun op die in de zin past.
Voorbeeld:
I didn’t buy this soup, I made it.
I didn't but this soup, I made it myself
Slide 16 - Slide
I’m not ironing your shirt. You do it!
Slide 17 - Open question
Don’t call a plumber. He will fix it.
Slide 18 - Open question
Eva cut her hand making dinner.
Slide 19 - Open question
Samenvattend
De regels
Reflexive Pronouns
Slide 20 - Slide
Reflexive pronouns in het enkelvoud eindigen op ____
A
S
B
F
C
VES
D
ED
Slide 21 - Quiz
Reflexive pronouns in het meervoud eindigen op __
A
ED
B
F
C
S
D
VES
Slide 22 - Quiz
Reflexive pronouns worden gebruikt om.....................een persoon / dier / ding