Taaldorp: Au bureau de police

1 / 14
next
Slide 1: Video

This lesson contains 14 slides, with text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

This item has no instructions

Au bureau de police
Programme
  • Vocabulaire: Police| 10'
  • Au commissariat | 5'
  • Lire/Prononciation (FR>NL): Police l | 10'
  • Au travail: Police NL>FR | 10'
Ik begrijp wat de agent tegen mij zegt als ik aangifte wil doen van een diefstal.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

H2  - SO - lundi le 18 décembre
Voor de toets
  • Telefoon én smartwatch op stil (telefoontas) 

  • alléén zwarte/blauwe pen  (geen etuis) op tafel 

timer
20:00
timer
24:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vocabulaire - Bureau de police
Connectez-vous sur









Cahier Quizlet 'Taaldorp'

Slide 4 - Slide

https://create.kahoot.it/my-library/kahoots/7b46d446-7e42-4fe6-8854-76f9b84fe99a
Au bureau de police
Regardez deux fois et répondez:
  • Qui ?
  • Quoi ?
  • Où ?
  • Comment ?
Ik kan een eenvoudig gesprek op het politiebureau begrijpen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Au bureau de police
Traduction + prononciation (FR>NL) -p. 11
Ik snap wat de agent zegt / vraagt

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Au bureau de police
Programme
  • Vocabulaire: Police| 10'
  • Corrigez + parlez: Au bureau de Police | 15'
  • Jouez: Qui est-ce ? | 10'
Ik kan aangifte doen van diefstal.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Vocabulaire - Bureau de police
Connectez-vous sur









Cahier Quizlet 'Taaldorp'

Slide 10 - Slide

https://create.kahoot.it/my-library/kahoots/7b46d446-7e42-4fe6-8854-76f9b84fe99a
Au bureau de police
Corrigez: Au bureau de police (p.11)
  • Zet de correcte vertaling in je docs/schrift!
  • Stel vragen als je iets anders had.
Ik kan aangifte doen van diefstal
timer
5:00

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Video

This item has no instructions

Jouez au Qui est-ce!
  • C'était qui? = wie was het?
  • C'était .... = Het was ....
  • Oui c'est correct! = Het is goed!
  • Non, ce n'est pas correct = Het is niet goed
  • Photos des hommes / femmes
Ik kan een persoon beschrijven.
timer
5:00

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Taaldorp: Au bureau de police

Slide 14 - Slide

This item has no instructions