Nederlands les herhaling

herhaling 
lezen, onderwerp, hoofdgedachte
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

herhaling 
lezen, onderwerp, hoofdgedachte

Slide 1 - Slide

paragraaf 1 
onbekende woorden

Slide 2 - Slide

woordbetekenis 
Bij de volgende vragen moet je het juiste woord bij de betekenis zoeken. 

Slide 3 - Slide

Welk woord hoort bij de betekenis : drang?
A
onmiddelijk
B
prettig
C
nuttig
D
neiging

Slide 4 - Quiz

welk woord hoort bij de betekenis : invloed?
A
nuttig
B
verleidelijk
C
controle
D
prettig

Slide 5 - Quiz

Welk woord hoort bij de betekenis : professor?
A
controle
B
hoogleraar
C
verleidelijk
D
onmiddellijk

Slide 6 - Quiz

paragraaf 2
onderwerp

Slide 7 - Slide

Benoem de 5 stappen van oriënterend lezen.

Slide 8 - Open question

woordbetekenis 
Bij de volgende vragen moet je het juiste woord bij de betekenis zoeken. 

Slide 9 - Slide

enorm
ongekend
hysterische
Antiquair
geërgerd 
overdreven enthousiaste
Geïrriteerd
Iemand die handelt in antiek

Slide 10 - Drag question

weer omhoog-getrokken
jong, kinderlijk gezicht
daar waren we heel erg verbaasd over iets
boete, bekeuring
daar zakt onze broek van af
babyface 
opgehesen
proces-verbaal

Slide 11 - Drag question

Bij de volgende zinnen moet je het goede woord in de zin plaatsen

Slide 12 - Slide

Mijn zus kreeg een ... voor te hard rijden.
A
hysterisch
B
proces-verbaal
C
antiquair
D
geërgerd

Slide 13 - Quiz

Voor dat oude schilderij kreeg de ... meer dan duizend euro.
A
ongekend
B
babyface
C
antiquair
D
hysterisch

Slide 14 - Quiz

Om tien uur 's avonds vroeg de buurman ... of mijn muziek iets zachter kon.
A
proces-verbaal
B
ongekend
C
hysterisch
D
geërgerd

Slide 15 - Quiz

paragraaf 3 
hoofdgedachte 

Slide 16 - Slide

Uit hoeveel woorden bestaat de hoofdgedachte?
A
een tot twee woorden
B
Één zin die de hele tekst samenvat.

Slide 17 - Quiz

Voor te weten wat de hoofdgedachte is moet je de hele tekst lezen.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz