Leesvaardigheid cito-teksten

1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • aandacht voor de signaalwoorden/ 'les connecteurs': noteer de belangrijkste in je schrift (tenzij je ze al kent) en veelvoorkomende vragen
    (zie ook: p.82/83 Référence), erg belangrijk bij leesvaardigheid.
  • algemene tips bij leesvaardigheid Cito
  • p.87-90 Grandes lignes chapitre 3 maken  
  • oefenen met vocabulaire de base
  • zie bronnen op itslearning voor veel voorkomend examenvocabulaire
  • oefenen met een havo-examen
    (toets in slotweek combinatie van vmbo-teksten en havo-teksten)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Vertaal het woord dat in hoofdletters staat:
Ils sont riches et POURTANT ils ne veulent pas payer.

Slide 4 - Open question

Noteer zoveel mogelijk Franse structuurwoorden die een tegenstelling aangeven.

Slide 5 - Mind map

Welk woord hoort niet thuis in het volgende rijtje:
ENSUITE - D'ABORD - ALORS - FINALEMENT - AINSI - QUAND

Slide 6 - Open question

Wat volgt er na al deze woorden?
AINSI - PAR EXEMPLE - ENTRE AUTRES

Slide 7 - Open question

Welk woord hoort niet thuis in het volgende rijtje?
PARCE QUE - PAR CONSÉQUENT - CAR - BREF - COMME

Slide 8 - Open question

Wat betekent het woord in hoofdletters?
BREF, ce n'était pas une bonne idée.
A
kortom
B
dus
C
misschien
D
vooral

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Wat kun je doen ter voorbereiding?
Leer: de signaalwoorden (p. 82 en 83 REF) en lees p78-85 REF
Slim stampen grandes lignes 'examenvocabulaire'
Oefen extra: op examenblad.nl of examenbundel.nl
Voor nu: kijk of je deze woorden kent. Zo niet, noteer ze in je schrift in je woordenlijst

Slide 18 - Slide

Woordenschat oefenen
Voor nu: kijk of je de volgend woorden kent.
Als je het woord kent, steek je je vinger op.
Zo niet, noteer het woord in je schrift in je woordenlijstje.

Slide 19 - Slide

C'EST-À-DIRE betekent:
A
dat is te zeggen
B
zoals gezegd
C
dat wil zeggen

Slide 20 - Quiz

SUPPRIMER betekent
A
opheffen
B
onderdrukken
C
de nadruk leggen op

Slide 21 - Quiz