Fictie 2.1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 1

Gelukkig Nieuwjaar!!

camera aan

microfoon uit

absenties 

Uitleg van de online lessen.

- Je logt op tijd in via de link, als ik er nog niet ben, ga je niet weg

- Camera aan, microfoon uit. Camera uit = absent.

- Je werkt online in Talent.

- Instructie ong. 15 minuten /zelfstandig werken 25min/ afsluiting 5min

- Heb ik je op een dag twee keer? Dan eerste les instructie en online les, tweede les geen online les maar zelfstandig werken. 

2.1 fictie 

Mw. Pastoor

Lesdoelen 2.1 fictie  

In deze paragraaf leer je: 

• wat hoofd- en bijpersonen zijn;
• hoe je een boek kunt kiezen 

Verhalen die echt gebeurd zijn, noem je...

1. fictie
2. non-fictie

Waar let jij op
als je een boek kiest?

Een boek kiezen 

Een boek dat je leest, moet leuk zijn. Hoe weet je dat een boek leuk is? 

• Wat voor verhalen lees je graag ?

• Waar en hoe vind je de boeken die jij graag leest?

Voorspellen waar een boek overgaat:

• Bekijk de voorkant: les de titel en bekijk het plaatje 
• Lees de flaptekst (de tekst op de achterkant). De flaptekst geeft informatie over het boek. 
• Lees stukjes uit het boek.  

0

Kies een boek dat bij je past!

Kijk goed naar waar het boek over gaat en of het je aanspreekt.

De keuze is groot. Er zijn veel schrijvers, en nog meer boeken.
Veel schrijvers zijn onbekend. 

Het zoeken is lastig. Hoe en waar moet je beginnen?

1. lezen
2. school
3. schrijven

1. tovenaars
2. sprookjesfiguren
3. Harry Potter

1. feestdagen
2. vlaggen
3. oorlog
4. Nederland

1. basketbal
2. spelen
3. buiten activiteiten
4. sport

Het pictogram 

• het tekeningetje op de rug van het boek.
• Het geeft een genre aan.

Genres

Soorten verhalen noemen we genres.

• historische boeken;
• detectives;
• oorlogsverhalen;
• sprookjes;
• griezelverhalen;
• avonturenverhalen;
• liefdesverhalen.

Welke genre past het beste bij jou, denk je?

Niveaus

A = 6-9 jaar

B = 9-12 jaar

C = 12 jaar en ouder

D = 15 jaar en ouder

B-boeken zijn misschien wat makkelijker te lezen dan C-boeken. Maar vaak worden ze ook nog gelezen door de ouderen, omdat het onderwerp hen aanspreekt. 

Drie keer kijken

Je bekijkt  en leest de voorkant, achterkant (flaptekst) en kleine stukjes van de binnenkant van het boek. 

Zo kun je in korte tijd veel te weten komen over een boek.

Wat vind jij het belangrijkst om te doen bij het kiezen van een boek?

1. de voorkant bekijken
2. de achterkant lezen
3. de eerste regels lezen
4. een paar bladzijdes lezen

Wat weet je allemaal over hoofdpersonen?

Wie is de hoofdpersoon in de Leeuwenkoning?

1. Nala
2. Mufasa
3. Simba
4. Scar

Leertekst: Hoofdpersoon en bijpersonen 

In een boek maak je kennis met verschillende verhaalpersonen: personages. We onderscheiden 2 soorten personages: 

- De hoofdpersoon: is het belangrijkste personage. Je leest van de hoofdpersoon wat hij zegt, doet, denkt en voelt.

- Bijpersonen: zijn de minder belangrijke personages. Je komt als lezer meestal niets te weten over hun gedachten en gevoelens. Je leert een bijpersoon alleen kennen door wat hij zegt en doet.

In de meeste verhalen is er één hoofdpersoon en zijn er meerdere bijpersonen. Heel soms heeft een verhaal meer dan één hoofdpersoon. Dit zie je vaak bij verhalen waarin elk hoofdstuk vanuit een andere hoofdpersoon wordt verteld.

Wie is/zijn de helper(s) in dit sprookje?

Wie is/zijn de tegenstander(s) in dit verhaal?

0