2.1 fictie hoofd- en bijpersonen

2.1 fictie
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

2.1 fictie

Slide 1 - Slide

Herhaling vorige les

Dit weten we al uit blok 1:
Fictie (verzonnen) en non-fictie (niet verzonnen)
Realistische fictie (kan in het echt gebeuren)
Niet-realistische fictie (kan niet in het echt gebeuren. 

Slide 2 - Slide

Geef drie voorbeelden van fictie.

Slide 3 - Open question

Geef drie voorbeelden van non-fictie.

Slide 4 - Open question

Geef twee voorbeelden van niet- realistische fictie.

Slide 5 - Open question

Leerdoelen 
  • Ik weet hoe ik een boek kan kiezen.
  • Ik weet wat een hoofdpersoon is.
  • Ik weet wat een bijpersoon is.

Slide 6 - Slide

Wat voor verhalen lees jij graag?
Waar en hoe vind je de boeken die je graag leest?

Slide 7 - Open question

Een boek kiezen

Zo kun je voorspellen waar een boek over gaat:
  • Bekijk de voorkant: lees de titel en bekijk het plaatje
  • Lees de flaptekst (de tekst op de achterkant).
  • Lees een stukje in het boek

Slide 8 - Slide

Een boek kiezen
  • Let in de bibliotheek op het pictogram (tekeningetje) op de rug van het boek.

  • Lees het kaartje voor in het boek.

  • Kijk op internet

Slide 9 - Slide

2.1 fictie
personages 

Slide 10 - Slide

Theorie (personages) 
Hoofdpersonen bijpersonen = personages

Wat kom je over hoofdpersonen te weten?
- wat hij/zij denkt en voelt
- wat zijn/haar karaktereigenschappen zijn
- hoe hij/zij eruitziet
- waar, hoe en met wie hij/zij woont
Hierdoor kun je je beter inleven in de hoofdpersoon.


Slide 11 - Slide

Bijpersoon
Over de bijpersonen krijg je minder informatie. Je krijgt meestal geen gedachten of gevoelens te lezen.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Wie is de hoofdpersoon in het fragment?

Slide 14 - Open question

Een bijpersoon speelt een minder belangrijke rol in een verhaal.
Bovenstaande uitspraak is
A
waar
B
niet waar
C
ik heb geen idee

Slide 15 - Quiz

In een verhaal krijg je veel informatie van de hoofdpersoon.
Bovenstaande uitspraak is
A
ik heb geen idee
B
waar
C
niet waar

Slide 16 - Quiz

Leerdoelen 
  • Ik weet hoe ik een boek kan kiezen.
  • Ik weet wat een hoofdpersoon is.
  • Ik weet wat een bijpersoon is.

Slide 17 - Slide

Ik kan de lesdoelen toepassen in mijn opdrachten
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Aan het werk!
Talent boek bladzijde 75-76-77

Slide 19 - Slide