fictie/non fictie start hfst 1

Les 1

Fictie 1.1
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 1

Fictie 1.1

Slide 1 - Slide

Leerdoelen:
• wat het verschil is tussen fictie en non-fictie;
• wat een personage is;
wat realistische en niet realistische fictie is

Slide 2 - Slide

Leesboek van Carry Slee is
A
fictie
B
non-fictie

Slide 3 - Quiz

Een krantenbericht is
A
fictie
B
non-fictie

Slide 4 - Quiz

Het weerbericht is
A
fictie
B
non-fictie

Slide 5 - Quiz

De Donald Duck is
A
fictie
B
non-fictie

Slide 6 - Quiz

Je lesrooster is
A
fictie
B
non-fictie

Slide 7 - Quiz

aantekeningen
pak je schrift en pen

Slide 8 - Slide

fictie / non-fictie.
• fictie = een verzonnen tekst.
 Bijvoorbeeld een verhaal, gedicht, leesboek en film.

• non-fictie = een tekst over iets wat echt is gebeurd. Bijvoorbeeld een krantenbericht, artikel, recept en handleiding.


Slide 9 - Slide

Realistische fictie

Niet-realistische fictie


Slide 10 - Slide

realistische fictie
-Mensen lijken echt in wat ze doen en zeggen
-De omgeving lijkt echt
gebeurtenissen kunnen in het echt ook voorkomen
-Er komen mensen en plaatsen voor die echt hebben bestaan

Slide 11 - Slide

Niet-realistische fictie
-Mensen doen dingen die  in het echt niet kunnen
-De wereld is verzonnen
-Gebeurtenissen zijn onwaarschijnlijk
-Er komen verzonnen wezens of fantasiefiguren in voor
Denk aan harry Potter

Slide 12 - Slide

Realistische fictie & niet-realistische fictie
Het verhaal is verzonnen, maar het had wel echt kunnen zijn.
Het verhaal is verzonnen en er zitten niet-bestaande wezens in en er gebeuren magische dingen

Slide 13 - Slide

Realistische of niet realistische fictie?

Slide 14 - Slide

Realistische fictie is ...
A
Een verzonnen verhaal dat niet echt kan gebeuren.
B
Een verzonnen verhaal dat echt kan gebeuren.
C
Een waargebeurd verhaal.

Slide 15 - Quiz

Fictie kan bestaan uit realistische fictie en niet-realistische fictie.

A
niet waar
B
waar
C
weet ik niet

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

De vorige dia was
A
realistische fictie
B
niet- realistische fictie
C
non-fictie

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

De vorige dia was
A
realistische fictie
B
niet- realistische fictie
C
non-fictie

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

De vorige dia was
A
realistische fictie
B
niet- realistische fictie
C
non-fictie

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

De vorige dia was
A
realistische fictie
B
niet- realistische fictie
C
non-fictie

Slide 24 - Quiz