Rekenvaardigheden voor Natuurkunde 2

Over welke onderwerpen hebben we de vorige les gesproken?
1 / 12
next
Slide 1: Mind map
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Over welke onderwerpen hebben we de vorige les gesproken?

Slide 1 - Mind map

Werken met formules

Bij Natuurkunde maken we vaak gebruik van een formule om iets uit te rekenen.

De formule kan twee vormen hebben (of hier variaties op).


A = B . C  (Aa is Be keer Ce)

X =  Y/Z   (Iks is Y gedeeld door Zet)

Slide 2 - Slide

Formules
  • Noteer in je schrift de formules die jij nog kent van vorig jaar. Hiervoor krijg je één minuut.
  • Overleg in twee tallen  welke formules jullie nog weten, help elkaar om er meer te verzinnen.
  • Schrijf de gevonden formules in de app bij het woordweb. Gebruik de punt (.) voor de keer en de slash-back (/) voor de deling

Slide 3 - Slide

Geef formules die je kent hier op

Slide 4 - Mind map

Omzetten van formules  (twee methodes)
  • De  wiskunde methode
  • De rekendriehoek

Slide 5 - Slide

Gebruiken van een formule met een viervlak.
  • Vlak 1: De formule
  • Vlak 2: De gegevens in de goede éénheid
  • Vlak 3: De som
  • Vlak 4: Het antwoord met de goede éénheid.

Slide 6 - Slide

Opdrachten: 

Maak de rekenopdrachten van je stencils.

Alle opdrachten van hoofdstuk 2 en 3


Bij vragen steek je vinger op.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Een auto heeft een snelheid van 25 meter per seconde. De auto rijdt 2 seconde achter een andere auto. Bereken wat de afstand is tussen de twee auto's. De formule is:
afstand = snelheid . tijd

Slide 9 - Open question

462 : 22 =
A
10164
B
38,5
C
16
D
21

Slide 10 - Quiz

Een auto rijdt 108 kilometer per uur. Bereken hoeveel meter deze auto in 1 seconde rijdt. (tip: Hoeveel meter rijdt de auto in hoeveel seconden?)
A
108 m/s
B
388,8 m/s
C
25 m/s
D
30 m/s

Slide 11 - Quiz

Toets

Afspreken wanneer de toets is.

De toets staat ook in Magister.

Spelregel: 

Bij een voldoende krijg je dat cijfer.

Bij een onvoldoende mag je de toets over doen.

Haal je voor de herkansing een 6 of hoger dan krijg je een 6 als cijfer. Onder de 6, het hoogste geldt.

Slide 12 - Slide