Woche 48

H3 Duits, week 48
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

H3 Duits, week 48

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Beginopdracht
Vervoeg de volgende 
werkwoordsvormen in je schrift :

1. ich - helfen 
6. wir - halten
2. du - sehen
7. ihr - fallen
3. er - essen
8. sie (mv) - schlafen
4. sie (ev) - lesen
9. du - fahren
5. es - geben 
10. sie (ev) - graben

Slide 3 - Slide

Diese Woche:
Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht
Check Hausaufgaben
Aussprache: Aufgabe 9
An die Arbeit: Aufgabe 5
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Toetsstof
Wörterliste D/F
Grammatik E
Hausaufgaben
Montag (80 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik C
Woordenlijst B
Lesen: Aufgabe 4
Hausaufgaben

Slide 4 - Slide

Herhaling Grammatik C
Wat gebeurt er bij sterke werkwoorden met een   e   of   a   in de stam?

korte e (essen, helfen) --> i
lange e (sehen, lesen) --> ie
a (fahren, schlafen) --> ä 

Let op! Dit gebeurt alleen bij de personen: DU + ER/SIE/ES/MAN
UITZONDERINGEN:
nehmen, geben, treten --> i (du nimmst, es gibt, er tritt) 
gehen, stehen, bewegen --> blijft hetzelfde (er geht, sie steht, du bewegst)

Slide 5 - Slide

Wörterliste B
blz. 114

Slide 6 - Slide

Lesen
Aufgabe 4, blz. 88-89: 
Lees de tekst en beantwoord de meerkeuzevragen. 

Aufgabe 5, blz. 89:
Vul de woorden uit het kader in de juiste zinnen in. Er blijven 2 woorden over!

Slide 7 - Slide

Hausaufgaben für Dienstag
- Maken: Aufgabe 4 + 5 (blz. 88-89)

- Leren: woordenlijst B, eerste helft, " der Nebel" t/m "kalt-kälter" (blz. 114) 


Slide 8 - Slide

Beginopdracht
Vervoeg de volgende 
werkwoordsvormen:

1. ich - essen
6. wir - graben
2. du - lesen
7. ihr - halten
3. er - helfen
8. sie (mv) - fallen
4. sie (ev) - sehen
9. du - schlafen
5. es - geben 
10. sie (ev) - fahren

Slide 9 - Slide

Diese Woche:
Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht
Check Hausaufgaben
Aussprache: Aufgabe 9
An die Arbeit: Aufgabe 4 + 5
e-i-Wechsel-blad
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Woordenlijst D/F
Grammatik E
Hausaufgaben
Montag (80 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik C
Woordenlijst B
Lesen: Aufgabe 4
Hausaufgaben

Slide 10 - Slide

Aussprache
Aufgabe 9
blz. 92

Slide 11 - Slide

Lesen
Aufgabe 5, blz. 89:
Vul de woorden uit het kader in de juiste zinnen in. Er blijven 2 woorden over!

Slide 12 - Slide

Hausaufgaben für Donnerstag
- Maken: 
Lesen: Aufgabe 4 + 5 (blz. 88-89)
Stencil over de e->i en a->ä-Wechsel

Klaar? Ga dan je woordjes leren. 
- Leren: woordenlijst B, tweede helft, "nass" t/m "zum Glück" (blz. 114) 

Slide 13 - Slide

Wörter
Versie A
Versie B
vaak
al
nat
droog
zonnig
winderig
sterker
ongeveer
gelukkig
sinds

Slide 14 - Slide

Diese Woche:
Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht
Check Hausaufgaben
Aussprache: Aufgabe 9
An die Arbeit: Aufgabe 5
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Wörterliste D/F
Grammatik E
Hausaufgaben
Montag (80 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik C
Woordenlijst B
Lesen: Aufgabe 4
Hausaufgaben

Slide 15 - Slide

Toetsstof T02
-> Zie studiewijzer op Magister 

Slide 16 - Slide

Wörterliste D/F
blz. 115

Slide 17 - Slide

Grammatik E
Wat weet je nog van grammatica E van het vorige hoofdstuk?
Blader terug naar blz. 60-61 of kijk in je aantekingen. 

Denk hier even 2 minuten zelfstandig over na, en schrijf steekwoorden in je schrift. 

Slide 18 - Slide

Grammatik E
Naamvallen:

1e naamval = Onderwerp 
3e naamval = Meewerkend voorwerp 
4e naamval = Lijdend voorwerp

--> functie van zinsdelen 

Slide 19 - Slide

Grammatik E
DER-GRUPPE ( = bepaald lidwoord). Vul de ontbrekende lidwoorden aan. 
mnl.
vrl.
onz.
mv.
1
der    Mann
_____ Frau
_____ Kind
die     Eltern
3
_____ Mann
_____ Frau
dem  Kind
_____ Eltern
4
_____ Mann
die     Frau
_____ Kind
_____ Eltern

Slide 20 - Slide

Grammatik E
EIN-GRUPPE ( = onbepaald lidwoord). Vul de ontbrekende lidwoorden aan.
mnl.
vrl.
onz.
mv.
1
_____ Mann
eine  Frau
_____ Kind
_____ Eltern
3
_____ Mann
_____ Frau
einem Kind
_____ Eltern
4
ein    Mann
_____ Frau
_____ Kind
_____ Eltern

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Grammatik E
Een naamval (1, 3 of 4) geeft niet alleen een functie aan (onderwerp, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp)....

--> Een naamval volgt ook na bepaalde voorzetsels!

(Wat zijn voorzetsels?)

Slide 23 - Slide

Voorzetsels met de 3e naamval







Ezelsbruggetje = zaagsmen bv
mit
zu
nach
aus
bei
außer
seit
entgegen
von
gegenüber

Slide 24 - Slide

Voorzetsels met de 4e naamval







Ezelsbruggetje = dofegub
durch
gegen
ohne
um
für
bis
entlang

Slide 25 - Slide

Stappenplan
Stap 1: Kijk wat je moet invullen: een bepaald lidwoord (der-Gruppe) of een onbepaald lidwoord (ein-Gruppe)?

Stap 2: Kijk naar het zelfstandig naamwoord dat bij het lidwoord hoort dat je moet invullen. Welk geslacht heeft dat? 

Stap 3: Staat er een voorzetsel in het zinsdeel? 
Ja = hoort het bij zaagsmen bv of bij dofegub? Schrijf de 3e of 4e naamval. 
Nee = ontleden (onderwerp, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp)  

Slide 26 - Slide

Hausaufgaben für Montag
- Maken:

- Leren: woordenlijst D/F, eerste helft, "der Berg" t/m "das Tal" (blz. 115) 

Slide 27 - Slide