3hv - L7 P1 - naamvallen oefenen

1 / 32
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planung
Les 7 - heute
Les 8
Les 9
Prüfungswoche 1
Toets 2

Slide 2 - Slide

naamvallen oefenen:

der-groep
ein-groep
adjektivdeklination V

Slide 3 - Slide

Welke woorden staan nooit in een naamval?
A
lidwoorden
B
zelfstandig naamwoorden
C
persoonlijk voornaamwoorden
D
werkwoorden

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Hoeveel lijdend voorwerpen kunnen er in één zin staan?
A
0
B
2
C
1
D
4

Slide 7 - Quiz

Kunnen er meerdere blauwe zinsdelen in één zin staan?
A
ja, want ...
B
nee, want ...

Slide 8 - Quiz

üben mit Satzanalyse oefenen met zinsontleding

Slide 9 - Slide

Die Schuhe sind zu klein für mich.
wat is het onderwerp?
A
Die Schuhe
B
Schuhe
C
für mich
D
mich

Slide 10 - Quiz

Ich finde den Film langweilig.
Wat is het lijdend vw in deze zin?
A
Ich
B
finde
C
den Film
D
langweilig

Slide 11 - Quiz

Der Mann verkauft der hübschen Frau ein Kleid.
Wat is 'der Mann'?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Der Mann verkauft der hübschen Frau ein Kleid.
Wat is 'der hübschen Frau'?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 13 - Quiz

Der Mann verkauft der hübschen Frau ein Kleid.
Wat is 'ein Kleid'?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 14 - Quiz

Ich kann ... Film (m) empfehlen.
A
diese
B
dieser
C
diesen
D
dieses

Slide 15 - Quiz

... Film (m) bekommt von mir zwei von fünf Sternen.
A
Dein
B
Deine
C
Deinen

Slide 16 - Quiz

Der Film handelt von ... Liebe (v).
A
die
B
der
C
das
D
dem

Slide 17 - Quiz

Wir kommen aus ... Kino (o).
A
diese
B
dieser
C
dieses
D
diesem

Slide 18 - Quiz

... Film (m) hast du gesehen?
A
Welche
B
Welcher
C
Welchen
D
Welchem

Slide 19 - Quiz

... Sitzplätze (mv) sind in der ersten Reihe.
A
Unse
B
Unsere
C
Unseren
D
Unserem

Slide 20 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord
→ zegt iets over een zelfstandig naamwoord
→ krijgt een uitgang,
   net zoals in het Nederlands
   het kleine meisje
   een klein meisje

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

oefenen
Je krijgt nu een reeks oefenvragen.
Houd je boek ernaast, zodat je het schema kunt gebruiken.

Slide 23 - Slide

Oefenen in de eerste naamval
de oude man - der                              Mann

een witte hond  - ein                           Hund (m)

zijn lieve vrouw  - seine                          Frau (v)

uw kleine katje  - Ihr                              Kätzchen (o).
   
kleines
weißer
alte
liebe

Slide 24 - Drag question

Wat ben je toch een groot kind!
Was bist du doch ein ... Kind (o)!
A
groß
B
große
C
großes
D
großen

Slide 25 - Quiz

Er ist ein ... Freund!
A
gute
B
guter
C
gutes
D
guten

Slide 26 - Quiz

Ich habe einen ... Hund (m).
A
kleine
B
kleinen
C
kleines
D
kleiner

Slide 27 - Quiz

Er verkauft der ... Frau ein Kleid.
A
dicke
B
dicker
C
dicken
D
dickes

Slide 28 - Quiz

Ich gehe mit meinen ... Freunden.
A
neue
B
neuer
C
neues
D
neuen

Slide 29 - Quiz

Welche ... Schülerin hat mir geholfen?
A
liebe
B
liebes
C
liebes
D
lieben

Slide 30 - Quiz

Verwerkingsopdrachten na les 7:

H - maken: Schritt 42

V - maken: Schritt 20

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide