Differentiatiefase: het kind gaat zijn taalkennis verfijnen en ook de andere taalcomponenten steeds meer gebruiken. Ik deze periode gaan kinderen fouten maken die het gevolg zijn van overgeneralisatie.
De voltooiingsfase: van ongeveer 5 tot 9 jaar worden de componenten van de grammatica verder ontwikkeld. Dit is tevens de periode waarin de school een grote bijdrage levert aan de taalontwikkeling. Het taalonderwijs moet aansluiten bij het niveau van de kinderen. In de taalmethoden zijn veel oefeningen opgenomen die gericht zijn op het uitbreiden van de woordenschat, de woordbouw en de zinsbouw.
De vroeglinguale periode: deze periode begint als het kind ongeveer op 1-jarige leeftijd woorden gaat uitspreken. Wanneer een kind ontdekt dat een woord bij een ding of persoon hoort, is dat een aanwijzing dat het symboolbewustzijn zich aan het ontwikkelen is: het kind gaat beseffen dat een woord kan verwijzen naar iets of iemand in de werkelijkheid. Dit is een belangrijke stap, en daarna maken kinderen vaak een enorme spurt met luisteren, imiteren en benoemen van dingen en mensen om hen heen. In deze periode gaan de kinderen ook zinnen produceren, aanvankelijk alleen éénwoordzinnen, daarna ook twee- en meerwoordzinnen.