Begrippen basiskennis taalonderwijs - taal A1

Basiskennis taalonderwijs 

H2 - Taalonderwijs en taal
H3 - Mondelinge taalvaardigheid
H4 - Woordenschat
H9 - Jeugdliteratuur
H10 - Taalbeschouwing 

1 / 17
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Basiskennis taalonderwijs 

H2 - Taalonderwijs en taal
H3 - Mondelinge taalvaardigheid
H4 - Woordenschat
H9 - Jeugdliteratuur
H10 - Taalbeschouwing 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Luisterend naar de radio krijgen we beelden in ons hoofd. Als we kinderen een verhaal vertellen roepen we beelden op. We ‘vangen’ de werkelijkheid in taal. Een kind gebruikt die taal om de wereld ‘handen en voeten te geven’. Welke functie van taal is hierbij vooral aan de orde?

A
de communicatieve functie
B
de conceptualiserende functie
C
de expressieve functie
D
geen van deze drie functies

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Bij de communicatieve / sociale functie van taal gaat het om de interactie tussen mensen

A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

1Karel vraagt aan Sem: 'Wil je me het antwoord op deze som voorzeggen?'
Het gaat hier om:
A
zelfhandhaving
B
zelfsturing
C
sturing van anderen
D
waardering voor anderen

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Een kind zegt: "Nee, ik wil geen spruitjes eten!". Dit is een vorm van...
A
Zelfhandhaving
B
Zelfsturing
C
Sturing van anderen
D
Structureren van het gesprek

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Tamara zegt tegen haar vriendin: 'Ik denk dat Maria het helemaal niet leuk vindt dat zij vanmorgen niet met ons mocht spelen. Zij kijkt de hele tijd chagrijnig.' Van welke cognitieve taalfunctie is hier sprake?
A
rapporteren
B
redeneren
C
projecteren

Slide 6 - Quiz

+65min. 
Kiki uit groep 5 is net verhuisd en vertelt in de vertelkring op school hoe haar nieuwe kamer eruitziet.

Van welke taalfunctie is hier sprake?
A
projecteren
B
rapporteren
C
redeneren

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste volgorde van het taalverwervingsproces?
A
prelinguale periode, vroegtalig,voltooiing, differentiatie
B
prelinguale periode, voltooiing, vroegtalig, differentiatie
C
prelinguale periode , vroegtalige, differentiatie, voltooiing
D
prelinguale periode, differentiatie, voltooiing, voortalig

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Als je opgroeit met twee moedertalen ben je:
A
simultaan tweetalig
B
successief tweetalig

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is productieve woordenschat?
A
Woorden die je actief kunt gebruiken
B
Samenstellingen
C
Woorden waarvan je de betekenis weet
D
Woorden die je nog moet leren

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Vader zegt tegen zijn zoon:
"Kijk, dat is een step."

Welk principe van woordenschatverwerving wordt hier gebruikt?
A
labelen
B
categoriseren
C
netwerkopbouw

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Woordenschat 1:
Juf Angela zegt tegen Fleur: ‘Een microscoop is een instrument dat een dokter gebruikt. Hij kan daarmee kleine bacteriën en virussen uitvergroot zien.’
Welke woordleerstrategie wordt hier gebruikt?
A
labelen
B
categoriseren
C
netwerkopbouw

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Welk van de onderstaande woorden hoort bij het dagelijks algemeen taalgebruik (DAT) van kinderen en verwerven ze waarschijnlijk spontaan?
A
de koorddanser
B
terwijl
C
in de war zijn
D
zeggen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Op peuteren.nl staat de volgende recensie:
Dit boek is een goed concept. Enerzijds wordt een spannend verhaal verteld, aan de andere kant wordt er interessante (achtergrond-, historische en culturele) informatie gegeven. Op deze manier leren kinderen op een leuke manier meer over het land en diens gewoontes. In het boek zijn ook diverse zoekspelletjes en doewerkjes te vinden. Kortom, een hartstikke leuk en vooral interessant boek voor ieder kind dat meer te weten wil komen over andere culturen. Het boek is ook geschikt te gebruiken in het basisonderwijs, wanneer het thema Indonesië wordt behandeld.
Vanuit welke beoordelingscriteria is deze recensie geschreven?
A
Sociale criteria
B
Ideologische criteria
C
Literaire criteria
D
Pedagogische criteria

Slide 14 - Quiz

Pedagogisch = op ontwikkeling gericht
Ideologisch = op normen en waarden

"Lepel hebben", zegt Hanneke (2 jaar).
Hannekes taaluiting is een duidelijk voorbeeld van kindertaal.

Op welk taalkundig niveau wijkt haar zin af van de volwassen versie van deze taaluiting?
A
fonologisch niveau
B
morfologisch niveau
C
syntactisch niveau

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Op welk taalkundig niveau gaat het om de schrijfwijze van een woord?
A
orthografisch niveau
B
fonologisch niveau
C
morfologisch niveau
D
pragmatisch niveau

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Leerling B leert dat je een pan gebruikt om iets mee te bakken/braden.
A
fonologisch niveau
B
semantisch niveau
C
pragmatisch niveau
D
orthografisch niveau

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions