B3 - 4.4 schrijven - instructie

4.4 Schrijven en formuleren
Instructietekst 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4.4 Schrijven en formuleren
Instructietekst 

Slide 1 - Slide

Vorige les
  • Informatieve tekst lezen. 

Slide 2 - Slide

Vandaag
  • Een soort informatieve tekst: de instructie.
  • Hoe schrijf je instructiezinnen?
  • Signaalwoorden in een instructie 

Slide 3 - Slide

Lesdoel
  •  Je kan inhoudelijke verbanden aangeven met bijvoorbeeld signaalwoorden.
  • Je kan je woordgebruik en toon aan het publiek aanpassen.

Slide 4 - Slide

Wat doe je wanneer je een nieuw apparaat hebt gekocht?
A
Ik lees de handleiding
B
Ik ga zelf uitzoeken hoe het werkt

Slide 5 - Quiz

Geef een voorbeeld van instructieteksten.

Slide 6 - Mind map

Instructiezinnen
  •  Instructies moeten duidelijk zijn
  • Je schrijft de zinnen vaak kort
  • Zinnen in instructies beginnen met een werkwoord (stam)
  • In de zinnen staat geen onderwerp

Plaats de campingbrander op een droge ondergrond.




Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Is dit een instructie?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Waar herken je dat aan?

Slide 10 - Open question

Signaalwoorden: volgorde en tijd
  •  Volgorde: eerst, dan, daarna, vervolgens, ten slotte
  • Tijd: daarvoor, terwijl, alvast, later.

Slide 11 - Slide

Hak eerst de wortels in kleine stukjes. Voeg dan de uien toe.
Wat zijn in deze zin de signaalwoorden?

Slide 12 - Open question

Terwijl u het deeg laat rijzen, snijdt u alvast de uien in ringen. Later legt u die op de pizzabodem.
Deze signaalwoorden geven:
A
volgorde aan
B
tijd aan

Slide 13 - Quiz

Welke signaalwoorden zie je in de tekst?

Slide 14 - Slide

Welke signaalwoorden zie je in de tekst?

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Maken
Paragraaf 4.4 Schrijven en formuleren (blz. 88)
Opdracht 1, 2, 3, 4, 6 en 7.

Slide 17 - Slide