werkwoorden

• Groeipad
• Secundair onderwijs

werkwoorden

werkwoord= woorden die zeggen wat iets of iemand doet 

ik-vorm= stam -> ik lees de tekst

Werkwoord= een woord dat zegt wat iets of iemand doet. 

 stam= Ik-vorm bv. Ik lees een boek. 

infinitief= meervoud bv. Wij lezen een boek. 

Onderwerp meervoud = persoonsvorm ook meervoud

-> Ik zal ... (infinitief) 

stam 

infinitief

Wij bakken koekjes.

Wij eten straks frietjes. 

Ik ga graag zwemmen. 

Ik kies nieuwe schoenen. 

stam vormen regels :

- Hoor je een lange klankgroep op het einde -> verdubbel deze

bv. bespreken  

- Geen dubbele medeklinkers op het einde -> verenkel deze 

bv. vertellen

- Een V wordt een F 

bv. overleven

- Een Z wordt een S 

bv. kiezen 

- Nooit 2 klinkers op het einde -> verenkel deze 

bv. staan

Ik ... graag een verhaal.

1. vertellen
2. vertel
3. vertell
4. vertelen

De juf ... graag koekjes.

1. eten
2. et
3. eet
4. eeten

Ik ... graag naar warme landen.

1. reizen
2. reisen
3. reiz
4. reis

Ik ... hem een cadeautje.

1. geef
2. geev
3. geven
4. gefen

Je/jij na de persoonsvorm -> de stam

Onderwerp iets anders -> de stam + t

imperatief -> de stam 

Hij ... graag naar het zwembad.

1. willen
2. wil
3. wilt
4. willt

Waarom ... je hem niet.

1. vergeeft
2. vergeef
3. vergeven
4. vergeev

Wij ... met de bal.

1. speel
2. speelt
3. spellen
4. spelen

... jouw vader elke dag?

1. kuis
2. kuist
3. kuisen
4. kuizen

Dat ... we nog niet.

1. begrijp
2. begrijpt
3. begrijpen
4. begrijpe

Wanneer ... je naar huis?

1. komen
2. komt
3. kom
4. komd

Wij ... geen geweld.

1. gebruik
2. gebruikt
3. gebruikd
4. gebruiken

Ik ... mijn rugzak mee.

1. neem
2. neemt
3. nemen
4. neemd

Jij ... een berichtje van mij.

1. ontvang
2. ontvangen
3. ontvangd
4. ontvangt

... de tafel zetten!

1. gaan
2. ga
3. gaat
4. gaad

Wij ... naar de computer.

1. kijk
2. kijkt
3. kijken
4. kijkd