week 51 el tiempo/ir + a + inf/navidad

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?

  • Corregir los deberes
  • Hablar del tiempo
  • Hablar de planes del futuro
  • Navidad
Lunes,16 de diciembre
1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?

  • Corregir los deberes
  • Hablar del tiempo
  • Hablar de planes del futuro
  • Navidad
Lunes,16 de diciembre

Slide 1 - Slide

A corregir
Ej. 2.1, 2.2, 2.3

Slide 2 - Slide

Vamos a escuchar

ejercicio  2, 5
Leerdoel: praten over het weer
ejercicio 2
ejercicio 5
LA: pág. 32/33

Slide 3 - Slide

Vamos a hablar
  • ej. 6
Leerdoel: praten over het weer
LA: pág. 32/33

Slide 4 - Slide

9

Slide 5 - Video

PLANNEN VOOR DE TOEKOMST
LEERDOEL: PLANNEN VOOR DE TOEKOMST

Slide 6 - Slide

Plannen in de nabije toekomst

IR + A + INFINITIEF

Hoe wordt het werkwoord ir vervoegd?
voy, vas, va, vamos, vais, van
Leerdoel: plannen in nabije toekomst
LA: pág. 34

Slide 7 - Slide

Om plannen in de nabije toekomst uit te drukken. 
Hiervoor gebruik je het werkwoord IR + A + INFINITIEF
yo                             
tú                              
él, ella, ud.                                 +   A + INFINITIEF
nosotros                   
vosotros                   
ellos, ellas, uds.        
voy
vas
va
vamos
vais
van
Leerdoel: plannen in nabije toekomst

Slide 8 - Slide

ejemplos
  • Esta noche voy a ir al cine con mis amigos.
  • El próximo año Carmen va a estudiar medicina.
  • El próximo verano vamos a viajar por México.
  • Esta tarde Paco y yo vamos a jugar al tenis.

Je kunt deze constructie ook gebruiken om aan te geven dat iets zeker gaat plaatsvinden. 
  • Hay nubes en el cielo, va a llover

Leerdoel: plannen in nabije toekomst

Slide 9 - Slide

Plaats persoonlijk vnw.
Wanneer er een persoonlijk vnw. in de zin staat kan je het op 2 plaatsen neerzetten:
  • Voor de vorm van ir.
         vb: Me voy a duchar.
         vb: Lo voy a comprar
  • Achter de infinitief vast.
         vb: Voy a ducharme.
         vb: Voy a comprarlo. 
Leerdoel: plannen in nabije toekomst
Een plan in de toekomst aangeven: 
Vul je woordenlijst 3, pág. 12

Slide 10 - Slide

Vamos a practicar


  • ej. 1
Leerdoel: plannen voor de toekomst
LA: pág. 34

Slide 11 - Slide

La navidad en España
¿Conoces las tradiciones?

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

El calendario de navidad
  • 22 de diciembre - la lotería de navidad
  • 24 de diciembre - nochebuena
  • 25 de diciembre - día de navidad
  • 28 de diciembre - los santos inocentes
  • 31 de diciembre - nochevieja
  • 1 de enero - año nuevo
  • 5 de enero - vienen los reyes magos
  • 6 de enero - los reyes magos (roscón de reyes)

Slide 14 - Slide

Vamos a jugar

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Slide 17 - Video

Slide 18 - Slide

00:17
Van welk werkwoord komt "perdiendo"?

Slide 19 - Open question

01:01
Van welk werkwoord komt "viendo"?

Slide 20 - Open question

01:11
Van welk werkwoord komt "pensando"?

Slide 21 - Open question

01:49
Van welk werkwoord komt "viviendo"?

Slide 22 - Open question

01:52
Van welk werkwoord komt "jugando"?

Slide 23 - Open question

01:59
Van welk werkwoord komt "rogando"?

Slide 24 - Open question

02:02
Van welk werkwoord komt "ahogándome"?

Slide 25 - Open question

02:06
Van welk werkwoord komt "invitando"?

Slide 26 - Open question

02:13
Van welk werkwoord komt "extrañando"?

Slide 27 - Open question