Atoombouw 3de klas

Het atoomnummer is het aantal...
A
protonen van een atoom
B
neutronen van een atoom
C
elektronen van een atoom
D
protonen en elektronen van een atoom
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Het atoomnummer is het aantal...
A
protonen van een atoom
B
neutronen van een atoom
C
elektronen van een atoom
D
protonen en elektronen van een atoom

Slide 1 - Quiz

Wat is een isotoop?
A
zelfde atoom, andere massa
B
ander atoom, zelfde massa
C
zelfde atoom, ander atoomnummer
D
ander atoom, zelfde atoomnummer

Slide 2 - Quiz

Hoe heet het ongeladen kerndeeltje van een atoom?
A
Neutron
B
Proton
C
Elektron
D
Er zit geen ongeladen kerndeeltje in een atoom.

Slide 3 - Quiz

Stelling: "water is het kleinste atoom".
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Welk deel van het atoom is hoofdverantwoordelijk voor de chemische eigenschappen van het atoom?
A
protonen
B
neutronen
C
elektronen

Slide 5 - Quiz

Een atoom heeft 2 protonen, 3 neutronen en 3 elektronen.
Wat is de massa van het atoom?
A
-3 u
B
-1 u
C
5 u
D
7 u

Slide 6 - Quiz

Een atoom heeft 2 protonen en 3 neutronen en 3 elektronen. Welke lading heeft dit atoom?
A
-3
B
-1
C
5
D
7

Slide 7 - Quiz

Koolstof heeft:
A
6 protonen 12 neutronen 6 elektronen
B
12 protonen 6 neutronen 12 elektronen
C
12 protonen 6 neutronen 6 elektronen
D
6 protonen 6 neutronen 6 elektronen

Slide 8 - Quiz

Zilver heeft:
A
47 neutronen 61 protonen 47 elektronen
B
61 neutronen 47 protonen 47 elektronen
C
107 neutronen 61 protonen 47 elektronen
D
108 neutronen 47 protonen 47 elektronen

Slide 9 - Quiz

Radioactieve straling kun je meten.

Met welk instrument kun je radioactieve straling meten?

A
een geigerteller
B
een becquerel
C
een radiometer
D
een röntgenbuis

Slide 10 - Quiz

Neon-24 heeft een halfwaardetijd van 15 uur.

Hoeveel radioactiviteit is er na 30 uur nog over?

A
de helft
B
een kwart
C
een achtste
D
niets meer

Slide 11 - Quiz

IJzer-55 heeft een halfwaardetijd van drie dagen.

Hoeveel radioactiviteit is er na negen dagen nog over?

A
50%
B
25%
C
33,3%
D
12,5%

Slide 12 - Quiz

Wat is de halveringsdikte
van het plaatje?
A
6 mm
B
3 mm
C
1,8 mm
D
3,6 mm

Slide 13 - Quiz

I. Alpha-straling heeft een groot ioniserend vermogen.
II. Gammastraling heeft een groot doordringend vermogen.
A
Stelling I. is juist, stelling II. is onjuist.
B
Stelling II. is juist, stelling I. is onjuist.
C
Beiden stellingen zijn juist.
D
Beiden stellingen zijn onjuist.

Slide 14 - Quiz

Om welke soort straling gaat het bij dit verval?
A
alpha straling
B
beta straling
C
gamma straling

Slide 15 - Quiz