12/03 Stijlfiguren H1, H2 en H3

Woordenschat H1 + H2 
Stijlfiguren
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Woordenschat H1 + H2 
Stijlfiguren

Slide 1 - Slide

Stijlfiguren
  • Maken een tekst of verhaal aantrekkelijker
  • Gebruik je om iets te benadrukken
Lichter
Zwaarder
Extra

Slide 2 - Slide

H1
herhaling,
tegenstelling,
opsomming

Slide 3 - Slide

Herhaling
Een woord of woordgroep wordt herhaald
Nooit, maar dan ook nooit, zal ik jou begrijpen.

"Nee, nee, nee", zei moeder boos.

Slide 4 - Slide

Tegenstelling
Woorden, zinnen of tekstgedeelten zijn tegengesteld
Op het feest was veel te doen voor groot en klein.

In het donker is geen lichtpunt

Slide 5 - Slide

Opsomming
Opsomming van namen, feiten of andere dingen

Er zijn 3 bijzondere gevallen:
  1.  de drieslag
  2.  de climax
  3.  de omgekeerde climax

Slide 6 - Slide

1. de drieslag
Opsomming van 3 woorden, 3 zinsdelen of 3 zinnen
Ik wil weg, ik wil naar huis, ik wil naar bed

Slide 7 - Slide

3. de omgekeerde climax / anticlimax
Steeds zwakker wordende reeks woorden
Vorige week zag ik een fantastische film, nou ja, hij was mooi, ach, best wel goed eigenlijk.

Slide 8 - Slide

0

Slide 9 - Video

'Bloed, zweet en tranen' - dit is een bijzondere opsomming. Wat voor een?

Slide 10 - Open question

Ik heb het goed gedaan, maar ook zo fout gedaan.
Als ik terugkijk in de tijd.

Welke stijlfiguur herken je hier?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 11 - Quiz

Een lach met tranen, zo voel ik mij vandaag.
Geproefd van het leven, zoveel vrienden ongekend.

Welke stijlfiguur herken je hier?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 12 - Quiz

Met bloed zweet en tranen, zei ik, rot hier nu maar op.
Met bloed zweet en tranen,
Zei ik vrienden, dag vrienden, de koek is op.

Welke stijlfiguur herken je hier vooral?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 13 - Quiz

Geef bij de volgende zinnen aan van welke stijlfiguur gebruik is gemaakt.

Slide 14 - Slide

Niemand die je helpt en niemand die je ziet. Nee, niemand die je ziet.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Herhaling
D
Climax

Slide 15 - Quiz

Koning, keizer, admiraal. Ik ken ze allemaal.
A
Tegenstelling
B
Drieslag
C
Herhaling
D
climax

Slide 16 - Quiz

Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Herhaling
D
Climax

Slide 17 - Quiz

De hoogste kwaliteit voor de laagste prijs.
A
Drieslag
B
Omgekeerde climax
C
Herhaling
D
Tegenstelling

Slide 18 - Quiz

Joris was blij, nee, opgetogen, zelfs uitzinnig van vreugde met het cadeau.
A
Tegenstelling
B
Omgekeerde climax
C
Climax
D
Herhaling

Slide 19 - Quiz

H2

hyperbool, eufemisme, understatement

Slide 20 - Slide

Hyperbool
Een hyperbool is een sterke overdrijving.
We hebben ons kapot gelachen.
Zijn ogen vielen uit zijn kassen toen hij zag dat iemand zijn auto had gestolen.

Slide 21 - Slide

Eufemisme
Een eufemisme verzacht de werkelijkheid bij vervelende situaties.
Hij gaat creatief om met de waarheid.

Onze hond is gisteren heengegaan. 


Slide 22 - Slide

Understatement
Een afzwakking. Iets minder erg laten lijken dan het is. Vaak is dit grappig bedoeld
Messi kan wel een aardig balletje trappen.

Dat is een prima huisje

Slide 23 - Slide

Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 24 - Quiz

Ik had een twee voor het proefwerk, ik had dus wel een paar foutjes gemaakt.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 25 - Quiz

Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 26 - Quiz

De dierenarts heeft het arme dier moeten laten inslapen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 27 - Quiz

Die miljonair heeft wel
een aardig optrekje.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 28 - Quiz

Maken deze week!
Woordenschat-stijlfiguren H1.     Opdracht 1 t/m 3 + 6
Woordenschat-stijlfiguren H2.    Opdracht 1 t/m 4



Slide 29 - Slide

Toets bespreken
timer
5:00

Slide 30 - Slide

Woordenschat H3
Beeldspraak: Metonymie

Slide 31 - Slide

Beeldspraak
  • overeenkomst tussen object en beeld. vb: een kwal van een vent (vergelijking); een gat in de hand hebben (metafoor)

Slide 32 - Slide

Metynomie
  • verband tussen object en beeld
  • De meeste mensen willen meer blauw op straat 
  • Toen de sterspeler het veld opkwam, juichte het stadion uitbundig

Slide 33 - Slide

verbanden metoniem
deel: Neem maar een bloemetje mee.
geheel: Nederland won van Italië.
producent: mijn Nikes
de eigenschap: die lachebek
het materiaal: Hij trapte het leer tussen de doelpalen
het voorwerp: Geef mij nog een glaasje
aardrijkskundige naam: Hij drinkt altijd Spa

Slide 34 - Slide

Het Witte Huis heeft besloten de belasting te verlagen
A
personificatie
B
metafoor
C
Metoniem
D
vergelijking

Slide 35 - Quiz

Op het vorige WK heeft Oranje de derde plaats bereikt
A
metafoor
B
vergelijking
C
metoniem
D
eufemisme

Slide 36 - Quiz

zich dood vervelen
A
hyperbool
B
metoniem
C
metafoor
D
eufemisme

Slide 37 - Quiz

een paar centjes verdienen
A
metoniem
B
hyperbool
C
understatement
D
metafoor

Slide 38 - Quiz

De boel verbouwen
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
personificatie

Slide 39 - Quiz

De zon streelde onze wangen
A
personificatie
B
tegenstelling
C
eufemisme
D
hyperbool

Slide 40 - Quiz

Joris was blij, nee, opgetogen, zelfs uitzinnig van vreugde met het cadeau
A
omgekeerde climax
B
drieslag
C
opsomming
D
climax

Slide 41 - Quiz

Aan de slag
Nakijken hoofdstuk 2 opdracht 1 t/m 7
Maken hoofdstuk 3 opdracht 1 en 2

Slide 42 - Slide