Ch4: E-Grammar (Quantifiers)



Good to see you all!
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson



Good to see you all!

Slide 1 - Slide

At the end of this lesson

- I know what quantifiers are
- I can use the quantifiers correctly 

Slide 2 - Slide

Some, any, much, many, a lot of,  lots of, few, little.

Slide 3 - Slide

   SOME & ANY
Betekenis: een paar, een beetje, wat, enkele
Maar wanneer gebruik je some en wanneer gebruik je any?

Slide 4 - Slide

When do we use some & any?

Slide 5 - Open question

    SOME • when to use it? 
1. In bevestigende / positieve zinnen
   We bought some flowers
2. In een vraag als je verwacht dat het 
   antwoord "ja" is
   Can I borrow some sugar please?
3. Bij een aanbod of verzoek
   Would you like some water tea?

Slide 6 - Slide

    ANY • when to use it? 
1. In ontkennende / negatieve zinnen



2. In vraagzinnen - waarvan het antwoord 
     nog niet zeker is
We didn't buy any flowers.
They arrived without any delay.

Slide 7 - Slide

SOME



ANY 
Gebruik je bij: 

- Bevestigende zinnen;
- Vragen waarbij je verwacht dat het antwoord "ja" is;
- Als het een aanbod of verzoek is.
Gebruik je bij: 

- Ontkennende / Negatieve zinnen;
- Alle andere vraagzinnen.

Let op woorden zoals,
without, hardly, never

Slide 8 - Slide

    (a) little and (a) few
(A) little en (a) few gebruik je om te zeggen dat er WEINIG van iets is. 

(a) little -> zelfstandige naamwoorden die je NIET kunt tellen. 

(a) few -> bij woorden die je WEL kunt tellen. 


Slide 9 - Slide

    A little/A few or Little/Few
Little = weinig = ontelbaar
few = weinig = telbaar

a little = een paar
a few = een beetje 

DUS: we voegen a toe als er een beetje van iets is  


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

    Much & Many
Much en Many om te zeggen dat er veel van iets is.
Much -> zelfstandige naamwoorden die je NIET kunt tellen.

Many -> bij woorden die je WEL kunt tellen.

Many = countable
Much = uncountable 


Slide 12 - Slide

    Lots of and A lot of
We use lots of and a lot of when there is a large amount of something

We gebruiken lots of en a lot of in bevestigende zinnen


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

I haven't drunk too ______ water.
A
many
B
much
C
a lot of
D
lots of

Slide 15 - Quiz

I'm sorry, I don't have.........time.
A
many
B
a lot of
C
lots of
D
much

Slide 16 - Quiz

That store hasn't got ... notebooks.
A
much
B
a lot of
C
many
D
lots of

Slide 17 - Quiz

There are too ......... soldiers to win this fight! (veel)
A
much
B
many
C
a lot of
D
lots

Slide 18 - Quiz

Did you see ............ animals in the zoo? (veel)
A
much
B
many
C
lots of
D
a lot of

Slide 19 - Quiz

LITTLE/FEW
1 ..... water
A
few
B
little

Slide 20 - Quiz

2 ..... drinks
A
few
B
little

Slide 21 - Quiz

I only have ____ money left.
A
a little
B
a few
C
a many
D
much

Slide 22 - Quiz

We don't have ....... presents. My parents want to save for a trip to Hawaii.
A
many
B
few
C
much
D
little

Slide 23 - Quiz

Homework

Exercise: 29c, 30a/b, 31b

Slide 24 - Slide

   Worksheets
     What: Do the worksheets
     How: Use your worksheet
     Help: On your own
     Time: 15 minutes
     Done: Readtheory or learn vocab 
timer
15:00

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide