AFPG-A-5 Ademhaling

Medische termen vorige week
Colon = 
1 / 53
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 53 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Medische termen vorige week
Colon = 

Slide 1 - Slide

Medische termen vorige week
Colon = dikke darm

Slide 2 - Slide

Medische termen vorige week
Duodenum = 

Slide 3 - Slide

Medische termen vorige week
Epiglottis = 

Slide 4 - Slide

Medische termen vorige week
Epiglottis = strotklepje

Slide 5 - Slide

Medische termen vorige week
Hepar = 

Slide 6 - Slide

Medische termen vorige week
Hepar = lever

Slide 7 - Slide

Medische termen vorige week
Insuline = 

Slide 8 - Slide

Medische termen vorige week
Insuline = bloedglucose verlagend hormoon

Slide 9 - Slide

Medische termen vorige week
Pancreas = 

Slide 10 - Slide

Medische termen vorige week
Pancreas = alvleesklier

Slide 11 - Slide

Medische termen vorige week
Vena portae = 

Slide 12 - Slide

Medische termen vorige week
Duodenum = twaalfvingerige darm

Slide 13 - Slide

Medische termen vorige week
Vena portae = poortader

Slide 14 - Slide

Toets AFPG
  • 50 juist / onjuist vragen
  • 30 medische termen (van Latijn naar Nederlands)

Toets is op papier.

AFPG valt onder beroepsbekwaam niveau.
Om examens aan te vragen moeten de toetsen voldoende zijn.

Slide 15 - Slide

De les begint, laat je niet afleiden
                                     Laptops dicht
Telefoons weg

                                                                                                                       
                                                                    Stilte

Slide 16 - Slide

AFPG-A-5 Ademhaling

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Luchtwegen
Mond of neusholte --> Farynx (keelholte) 
--> Larynx (strottenhoofd) 
--> Trachea (luchtpijp) 
--> Hoofd bronchiën (luchtpijpvertakkingen) 
--> Grote bronchiën --> Kleine bronchiën 
--> Bronchiolen 
--> Longtrechtertjes --> Longblaasjes

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Mond of neusholte
Bouw:
  • neustussenschot (septum nasi)
  • neusgangen (liggen tussen de neusschelpen, dit zijn botranden)
  • reukepitheel

De neusholte is bedekt met trilhaarepitheel en een laagje slijm. Hier direct onder liggen veel bloedvaatjes


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Ruiken:

Reukstoffen lossen op in het waterige slijmvlies

Komen in contact met zenuwtakjes.

Dit geeft prikkel naar hersenen.

Slide 23 - Slide

Liever door de neus ademhalen
Zuiveren van lucht: neusharen houden grotere stofjes tegen. Kleinere deeltjes worden op de slijmlaag van het trilhaar epitheel afgevoerd.
Verwarming: door de neusschelpen en -gangen ontstaat een groot oppervlak waardoor de ingeademde lucht wordt verwarmd
Bevochtiging: trilhaarepitheel en traanvocht (via de traanbuis in de neusholte) maken de lucht vochtig
Ruiken: het reukepitheel keurt de lucht waardoor je kunt reageren bij een vies of gevaarlijk gas

Slide 24 - Slide

Mondholte
Wanneer door je mond ademhalen?
  • Het voordeel van ademen door de mond is dat je meer lucht kan inademen, bijvoorbeeld bij sporten.
  • Verstopte neus

Slide 25 - Slide

Farynx = keelholte
De keelholte is een kruising van voedselweg en ademweg.
Bij slikken:
  • De overgang van neus- naar keelholte is afgesloten door het zachte gehemelte (huig)
  • De overgang van keelholte naar strottenhoofd zit dicht door het achterover gekantelde strotklepje
  • Ook sluit bij slikken de stemspleet (stembanden)

Slide 26 - Slide

Larynx = strottenhoofd
  • ligt in de hals, voor de slokdarm
  • bevat stukken kraakbeen: onder andere het schildkraakbeen dat de vorm heeft van een opengeklapt boek: de rand aan de bovenkant is de adamsappel (mannen en vrouwen hebben adamsappel)
  • het strotklepje (epiglottis) is ook een stukje kraakbeen
  • in het strottenhoofd zitten spierplooien (stembanden)

Slide 27 - Slide

Trachea = luchtpijp
  • bevatten hoefijzervormige kraakbeenringen die stevigheid en soepelheid geven zodat de luchtpijp niet kan dichtklappen
  • bekleed met trilhaarepitheel die stof en ziektekiemen verwijderen
  • in de wand van de trachea zit gladspierweefsel
  • trachea loopt voor de slokdarm, achter de aorta en de grote bloedvaten
  • trachea loopt door het mediastinum (ruimte tussen de longen)

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Hoofdbronchiën = luchtpijpvertakkingen
  • luchtpijp splitst zich in 2 hoofdbronchiën
  • deze splitsing heet bifurcatio
  • linker hoofdbronchus gaat naar de linkerlong
  • rechter hoofdbronchus gaat naar de rechterlong
  • heeft dezelfde bouw als de luchtpijp
  • trilhaarepitheel is extra gevoelig, prikkeling geeft direct een heftige hoestprikkel (vliegje, beschuitkruimel, etc)

Slide 31 - Slide

Grote en kleine bronchiën
De hoofdbronchus vertakt zich in grote bronchiën die een longkwab van lucht voorzien (links 2x, rechts 3x)
  
Een grote bronchus vertakt zich in kleine bronchiën die een longsegment van lucht voorzien

Slide 32 - Slide

Bronchioli = kleinste luchtpijpvertakkingen
  • de kleine bronchiën vertakken zich steeds verder tot de kleinste buisjes: de bronchioli
  • bevatten geen kraakbeenringen meer
  • bevatten veel gladspierweefsel (spelen een rol bij het in en uitademen, kunnen bij astma gaan aanspannen: benauwdheid!)
  • zijn zeer elastisch, helpen bij het uitdrijven van de lucht bij uitademen
  • de bronchioli monden uit in de longtrechtertjes en longblaasjes
  • de binnenbekleding bestaat uit trilhaarepitheel

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Alveoli = longblaasjes
  • uitstulpingen van een longtrechtertje zijn de longblaasjes
  • lijkt op een tros druiven
  • rondom de longblaasjes lopen veel capillairen, hier vindt gasuitwisseling plaats

Het echte longweefsel is dus eigenlijk de longtrechtertjes, de longblaasjes en het capillairennetwerk


Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Gasuitwisseling
  • zuurstof gaat van de alveolaire lucht (lucht in longblaasjes) naar het bloed
  • koolstofdioxide gaat van het bloed naar de alveolaire lucht
  • gasuitwisseling gaat via diffusie (van veel naar weinig)

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Pleuraholte
  • de longen zijn omgeven door een vlies = pleura
  • dit vlies is een dubbelvlies met daartussen vocht, beide vliezen kunnen over elkaar glijden
  • de ruimte tussen deze vliezen heet de pleuraholte
  • binnenvlies is longvlies, buitenvlies is borstvlies
  • longvlies zit vast aan de longen
  • borstvlies zit vast aan de borstkas (thorax)

Slide 40 - Slide

Pleuraholte

Slide 41 - Slide

Ademhalingsbeweging
De lucht in de alveoli moet worden ververst door ventilatie, dus ademen

  • inademing = inhalatie = inspiratie
  • uitademing = expiratie

Hierbij zijn betrokken:
Ribben, wervelkolom, borstbeen, tussenribspieren, diafragma (middenrif)
soms buik- borst- en rugspieren (bij hoesten)


Slide 42 - Slide

Ademhalingsbeweging
inademing = inhalatie = inspiratie

Spieren moeten aanspannen om lucht aan te zuigen
Inademen is een actief proces, je moet er moeite voor doen (spieractiviteit)
Longen worden door het diafragma, de ribben en borstbeen  “opengetrokken”, longen bewegen niet uit zichzelf

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Ademhalingsbeweging
1. buikademhaling: afplatting van het diafragma trekt de longen naar beneden, die hierdoor lucht aanzuigen (in rust)
2. borstademhaling: ribben gaan opzij en omhoog, die hierdoor de longen verder optrekken en meer lucht aanzuigen (wandelen)
3. hulpademhaling: heffing van de schoudergordel, longen worden nog meer open getrokken, nog meer lucht wordt aangezogen (rennen)

Slide 45 - Slide

Ademhalingsbeweging
uitademing = expiratie

Bij uitademen ontspannen de spieren en door de elasticiteit van ribben en het longweefsel veert alles weer terug. Hierbij wordt de lucht uit de longen geperst

Bij geforceerd uitademen spannen de spieren wel aan (ballon opblazen, kaars uitblazen, hoesten, niezen)


Slide 46 - Slide

Regulatie ademhaling
  • ademhalingsspieren zijn dwarsgestreepte spieren, dus onder invloed van de wil (willekeurig)
  • de aansturing is automatisch
  • in de hersenstam zit het ademcentrum (groepje zenuwcellen)
  • ademcentrum regelt diepte en frequentie van de ademhaling

Slide 47 - Slide

Regulatie ademhaling
1ͤ --bij te veel koolstofdioxide in het bloed worden de ademhalingsspieren gestimuleerd door het ademcentrum (sneller ademhalen)
1ͤ -- bij weinig koolstofdioxide in het bloed worden de ademhalingsspieren afgeremd door het ademcentrum (langzamer ademen)
2ͤ -- de zuurgraad heeft ook invloed op het ademcentrum (bij meer zuur in het bloed dan sneller ademhalen)
3ͤ -- het zuurstofgehalte heeft niet veel invloed op het ademcentrum

Slide 48 - Slide

Receptoren in aortaboog en halsslagaderen
Ademcentrum in
hersenstam

Slide 49 - Slide

Reflexen
zuchtreflex: om de longblaasjes even te ontplooien
niezen: prikkeling van het slijmvlies van de neusholte wekt de niesreflex op (orkaankracht), neusholte schoonmaken
hoesten: slijmvlies van keelholte, luchtpijp of bronchien worden geprikkeld (hoestreflex), schoonmaken keelholte, luchtpijp en bronchiën
hikken: plotselinge samentrekking van het middenrif

Slide 50 - Slide

6 medische termen, even oefenen
Alveoli pulmonalis = longblaasjes
Bronchiolen = kleinste vertakkingen in de longen
Farynx = keelholte
Pleura = longvliezen
Sinus = neusbijholten
Trachea = luchtpijp

Slide 51 - Slide

6 medische termen, even oefenen
Alveoli pulmonalis = 
Bronchiolen = 
Farynx = 
Pleura = 
Sinus = 
Trachea = 

Slide 52 - Slide

Huiswerk
  1. Vragen maken uit LWP.
  2. Woorden opzoeken in Quizlet.
  3. Eind van de week: vragen nakijken met antwoordmodel.
  4. Vragen en woorden leren.
  5. Volgende week: kleine toets over de vragen en docent vraagt naar medisch termen.

Slide 53 - Slide