Column schrijven

Week van de bibliotheek
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Week van de bibliotheek

Slide 1 - Slide

Doelen week 38
Ik kan:
Een column schrijven

Ik weet:
Wat werkwoorden zijn.
Wat de regels zijn voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd.


Slide 2 - Slide

Planning week 38
* Column schrijven
* Op niveau - blok 1 - spelling -  1.8 alle opdrachten.
* KGT op niveau - blok 1 - spelling 1.8 opdracht 5 t/m 6
* Nieuwsbegrip online

27 september D3 verhaal inleveren!!

Slide 3 - Slide

Lees je wel eens columns/weblogs?
zo ja, welke?

Slide 4 - Open question

Schrijf je wel eens weblogs of columns? Zo ja, waar gaan die over?

Slide 5 - Open question

Wat is een column?
In een column verbind je nieuwsfeiten met een persoonlijke mening. Als schrijver vraag je je af: wat vind ik hiervan? en waarom?

Je presenteert feiten en geeft je mening daarover. Dit kun je doen door humor en een prikkelende schrijfstijl. (mensen worden geprikkeld om je column te lezen)

Columns vind je in kranten, maar ook digitaal denk aan facebook of twitter.


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Wat is je eerste reactie op dit stuk? en waarom?

Slide 8 - Open question

Welke waarom vragen kun je bij dit stuk stellen? Bedenk er 5 ( je hoeft ze niet te beantwoorden)

Slide 9 - Open question

Wat heeft dit nieuws met jouw eigen leven te maken?

Slide 10 - Open question

Heb je wel eens iets meegemaakt dat lijkt op de gebeurtenis uit het nieuwsbericht?

Slide 11 - Open question

Wat als je zoiets zou meemaken?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Video

Aan de slag!
1. Je idee, waar wil je over schrijven? Wat vind je belanrgijk? Wat raakt jou, wat maakt jou kwaad? Kies een nieuwsfeit en combineer dit met je eigen mening.
2. Inhoud, zorg dat je het idee overtuigend overbrengt.
3. Vorm, bijvoorbeeld: brief,dialoog of verhaaltje.
4. Stijl, bijvoorbeeld: sarcasme, humor, kwaadheid.
5. Taal, pas je woordkeuze aan bij het onderwerp.

Slide 14 - Slide

Op niveau
* BK Op niveau - blok 1 - spelling - 1.8 alle opdrachten.

* KGT op niveau - blok 1 - spelling 1.8 opdracht 5 t/m 6

Slide 15 - Slide

Aan de slag
Op niveau - BK - spelling 1.8 alle opdrachten

Klaar?

Werken aan je D3 verhaal
timer
15:00

Slide 16 - Slide

Spelling 1.8 BK Hoofdletters

Een tekst zonder hoofdletters is vaak minder goed te lezen. Maar wanneer gebruik je nu een hoofdletter? 
Je schrijft een hoofdletter aan het begin van elke zin.

voorbeeld
Ik maak elke dag mijn huiswerk direct als ik thuiskom.
Alle namen schrijf je met een hoofdletter:
voorbeeld

Gisteren heeft Murat de talentenjacht gewonnen.
Van alle docenten is mevrouw Jansen de leukste! 
Volgende week komt de schrijver Marcel van Driel op onze school.
De hoofdstad van Zuid-Limburg is Maastricht.
Op de camping stonden heel veel Nederlanders.

Slide 17 - Slide

Spelling 1.8 KGT
Klankveranderende werkwoorden/ sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd.Als de klank niet verandert in de verleden tijd, noem je het klankvaste werkwoorden/ zwakke werkwoorden.

voorbeeld
huilen → Ik huilde om die droevige film. = klankvast/zwak
blazen → Ik blies de blaadjes van de paardenbloem. = klankveranderend/sterk

Slide 18 - Slide

Maken 1.8 KGT
Spelling blok 1: Opdracht 5 t/m 6
Klaar? werken aan je D3  verhaal!

Groepscode:

Slide 19 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd: zwakke werkwoorden

Meestal hoor je wel of je in de verleden tijd -te(n) of -de(n)moet schrijven. Als je twijfelt, gebruik dan het hulpmiddel van ’t kofschip. 
Zo pak je het aan:

stap 1: Neem de stam van het werkwoord (stam = hele werkwoord zonder -en).

stap 2: Kijk naar de laatste letter van de stam.

stap 3: Zit die letter in ’t kofschip of is het een x? Schrijf dan de ik-vorm + te(n).
Zit die letter niet in ’t kofschip en is het geen x? Schrijf dan de ik-vorm + de(n).

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video