Sterke werkwoorden 6

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Sterke werkwoorden 6

Schuiven 

Ik schuif-ik schoof

Hij/zij/jij schuift-hij/zij/jij schoof

Wij/jullie/zij schuiven-wij/jullie/zij schoven

Wij hebben geschoven

Schenken 

Ik schenk-ik schonk

Hij/zij/jij schenkt-hij/zij/jij schonk

Wij/jullie/zij schenken-wij/jullie/zij schonken

Wij hebben geschonken

Slaan

Ik sla-ik sloeg

Hij/zij/jij slaat-hij/zij/jij sloeg

Wij/jullie/zij slaan-wij/jullie/zij sloegen

Wij hebben geslagen

Zoeken

Ik zoek-ik zocht

Hij/zij/jij zoekt-hij/zij/jij zocht

Wij/jullie/zij zoeken-wij/jullie/zij zochten

Wij hebben gezocht

Zeggen

Ik zeg-ik zei

Jij/hij/zij zegt-jij/hij/zij zei

Wij/jullie/zij zeggen-wij/jullie/zei zeiden

Wij hebben gezegd

Worden

Ik word-ik werd

Hij/zij/jij wordt-hij/zij/jij werd

Wij/jullie/zij worden-wij/jullie/zij werden

Wij zijn geworden

Vliegen

Ik vlieg-ik vloog

Hij/zij/jij vliegt-hij/zij/jij vloog

Wij/jullie/zij vliegen- wij/jullie/zij vlogen

Wij hebben gevlogen

Buigen

Ik buig-ik boog

Hij/zij/jij buigt-hij/zij/jij boog

Wij/jullie/zij buigen-wij/jullie/zij bogen

Wij hebben gebogen

Steken

Ik steek-ik stak

Hij/zij/jij steekt-hij/jij/zij stak

Wij/jullie/zij steken-wij/jullie/zij staken

Wij hebben gestoken

Bewijzen

Ik bewijs-ik bewees

Hij/zij/jij bewijst-hij/zij/jij bewees

Wij/jullie/zij bewijzen-wij/jullie/zij bewezen

Wij hebben bewezen