werkwoordspelling 14

uitleg twee zinnen in een zin
Hij loopt door de stad, de jongen rent heen en weer. 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

uitleg twee zinnen in een zin
Hij loopt door de stad, de jongen rent heen en weer. 

Slide 1 - Slide

zich aanstellen
Jij moet ... niet zo ...
A
je aanstellen
B
je aanstelen
C
zich aanstellen

Slide 2 - Quiz

zich verbazen (t.t.)
De kinderen ... ... over het plan
A
verbaast zich
B
verbazen zich
C
verbazen hun
D
verbaasden zich

Slide 3 - Quiz

zich veroorloven
Wij hebben ... dat niet ...
A
ons veroorlooft
B
ons veroorloofdt
C
veroorloofd gedaan
D
ons veroorloofd

Slide 4 - Quiz

zich beraden
Gisteren ... ik ... op het voorstel
A
beraadde me
B
beraade me
C
berraade me
D
berraadde me

Slide 5 - Quiz

zich vergissen (v.t.)
De kinderen ... ... in de weg
A
vergissen zich
B
vergisten zich
C
vergisden zich
D
vergiste zich

Slide 6 - Quiz

zich belasten (t.t.)
Mijn broer ... ... met de vrije trap
A
belast zich
B
belastte zich
C
belas zich
D
belasde zich

Slide 7 - Quiz

zich aantrekken (t.t.)
... jij ... die opmerking zo ...?
A
trok je aan
B
trekken je aan
C
trek je aan

Slide 8 - Quiz

zich aanbieden (v.t.)
De man ... ... ... als chauffeur
A
boodt zich aan
B
bood zich aan
C
boot zich aan
D
bied zich aan

Slide 9 - Quiz

zich aansluiten
Jullie moeten ... bij de rest ...
A
aansluiten
B
je aansloten
C
je aansluiten

Slide 10 - Quiz

zich bewijzen
Het meisje heeft ... al vaak ...
A
zich bewesen
B
zich bewezen
C
zich bewijst

Slide 11 - Quiz

zich aangeven (t.t.)
Ik ... ... ... bij de politie
A
gaf me aan
B
geefde me aan
C
geef me aan
D
geven me aan

Slide 12 - Quiz

zich onthouden (v.t.)
De man ... ... van de stemming
A
onthield zich
B
onthielt zich
C
onthieldt zich
D
onthoud zich

Slide 13 - Quiz

achterhalen
Al is de leugen nog zo snel, de waarheid ... haar wel
A
achterhaald
B
achterhaalt
C
achterhaaldt

Slide 14 - Quiz

omhelzen
Toen ... de vriendinnen elkaar
A
omhelsten
B
omhelsden
C
omhelste
D
omhielsde

Slide 15 - Quiz