grammatica zinsdelen: samengestelde zinnen

Samengestelde zinnen
HZ en BZ
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Samengestelde zinnen
HZ en BZ

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is de pv van de volgende zin:
"Ik vraag wat geld te leen"

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Wat is de pv in de volgende zin (twee benoemen):
"Peter zegt dat hij morgen een reep chocolade mee zal nemen"

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Samengestelde zinnen

- hebben meerdere pv's


Een enkelvoudige zin heeft maar 1 pv, een samengestelde zin heeft meer pv's

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zinnen



Hoofdzin + Bijzin (+Bijzin)

Hoofdzin + Hoofdzin



Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzin (HZ)

- staat onderwerp en persoonsvorm naast elkaar

- de persoonsvorm staat op de eerste of tweede plaats


Voorbeeld:

Alle boeken van Harry Potter zijn beroemd.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Bijzin (BZ)

- Tussen de persoonsvorm en het onderwerp kunnen wel andere zinsdelen staan, maar dit hoeft niet

- De persoonsvorm staat vaak achter in de bijzin


Voorbeeld:

Weet je al of we vanavond naar de bios gaan?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Ik ben moe en ik heb geen zin om te gaan trainen.'
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 8 - Quiz

Verander tijd: 'Ik was moe en had geen zin om te gaan trainen'.

'Ben' en 'heb' veranderen, dus 2 persoonsvormen, dus samengestelde zin. 

Merk op dat in allebei de zinnen het onderwerp naast de persoonsvorm staat. Het zijn dus allebei hoofdzinnen. 
Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Petra wil graag met haar moeder tennissen'
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 10 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 11 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
2a [Mijn moeder heeft me straf gegeven,] want
2b [ik was een uur te laat thuis.]
A
a en b zijn beide HZ
B
a en b zijn beide BZ
C
a is HZ, b is BZ
D
a is BZ, b is HZ

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

1a [Ik ben in Griekenland geweest], 1b omdat [mijn moeder daar is opgegroeid.]
A
a en b zijn beide HZ
B
a is HZ, b is BZ
C
a is BZ, b is HZ
D
a en b zijn beide BZ

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Nevenschikking en onderschikking

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Nevenschikking
Hoofdzin + Hoofdzin

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Nevenschikkend voegwoord

Hoofdzinnen kunnen met elkaar verbonden worden door de voegwoorden en, maar, want of of.


Voorbeeld:

Het is al laat en daarom kom ik vanavond.
Het is al laat, maar ik kom toch vanmiddag.
Ik kom vanavond want het is al laat.
Kom je vanmiddag of kom je vanavond?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Onderschikking
Hoofdzin + Bijzin

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Onderschikkend voegwoord

terwijl,  voordat, toen, nadat, doordat, zodat, waardoor, omdat,  hoewel, dat (en nog vele andere)


Voorbeeld:

Piet eet geen mosselen, omdat hij niet van vis houdt.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Wat vind je nog lastig?
A
HZ en BZ herkennen
B
HZ ontleden
C
BZ als onderdeel van HZ ontleden
D
ontleden (ik weet niet meer hoe dat moet)

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Heb je behoefte aan basisuitleg van het ontleden?
A
zeker weten
B
dat zoek ik zelf wel op
C
nee, is mij helder

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions