Grammatica

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

De persoonlijke voornaamwoorden in de 1e,4e & 3e naamval

Het persoonlijk voornaamwoord zij in de 4de naamval is?

1. ihr
2. ihn
3. sie
4. Sie

Het persoonlijk voornaamwoord zij in de 3e naamval is?

1. ihr
2. ihn
3. sie
4. Sie

Het persoonlijk voornaamwoord U in de 4e naamval is?

1. sie
2. Sie
3. euch
4. ihn

Het persoonlijk voornaamwoord jullie in de 1ste naamval is?

1. ihr
2. euch
3. Ihnen
4. euer

Het persoonlijk voornaamwoord het in de 3e naamval is?

1. es
2. ihm
3. mir
4. sie

Het persoonlijk voornaamwoord hem in de 4de naamval is?

1. ihr
2. ihn
3. sie
4. Sie

Het persoonlijk voornaamwoord "het" in de 3e naamval is?

1. es
2. ihm
3. mir
4. sie

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de derde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Vul de juiste naamvallen in:
D... Frau sieht d... Mann

1. Die Frau, das Mann
2. Der Frau, die Mann
3. Die Frau, der Mann
4. Die Frau, den Mann

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de vierde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de eerste naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. persoonsvorm

De vierde naamval van u is ...

1. Sie
2. Ihnen

U wordt in de vierde naamval

1. Sie
2. Ihnen
3. euch
4. uns

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de eerste naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. persoonsvorm

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de derde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

er wordt in de vierde naamval

1. mich
2. er
3. ihn
4. euch

'Het' in vierde naamval

1. es
2. ihn
3. sie
4. uns

'Hij' in vierde naamval

1. mich
2. dich
3. er
4. ihn

De vierde naamval van hem is ..

1. ihm
2. er
3. ihn

De vierde naamval van 'hij' is ..

1. ich
2. er
3. ihn

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de vierde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Vierde naamval 'ik'

1. du
2. mich
3. ich
4. dir

Vul de juiste naamvallen in:
D... Frau sieht d... Mann

1. Die Frau, das Mann
2. Der Frau, die Mann
3. Die Frau, der Mann
4. Die Frau, den Mann

Vul de juiste naamvallen in:
D... Frau sieht d... Mann

1. Die Frau, das Mann
2. Der Frau, die Mann
3. Die Frau, der Mann
4. Die Frau, den Mann

Vierde naamval 'ik'

1. du
2. mich
3. ich
4. dir

Wat is 'ik' in de derde naamval?

1. mir
2. euch
3. ihr
4. ihnen

De derde naamval van ons is ...

1. uns
2. wir

er wordt in de vierde naamval

1. mich
2. er
3. ihn
4. euch

'Het' in vierde naamval

1. es
2. ihn
3. sie
4. uns

De derde naamval van "er"

1. er
2. es
3. ihm
4. ihn

De vierde naamval van u is ...

1. Sie
2. Ihnen

Wat is 'u' in de derde naamval?

1. ihnen
2. euch
3. uns
4. Ihnen

'Hij' in vierde naamval

1. mich
2. dich
3. er
4. ihn

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de eerste naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. persoonsvorm

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de vierde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de derde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Derde naamval 'hij'

1. mir
2. euch
3. ihm
4. dir

Derde naamval 'ik'

1. mir
2. dir
3. ihm
4. ihr

Wat is 'hij' ( er) in de derde naamval?

1. mir
2. uns
3. ihm
4. ihr

De vierde naamval van 'hij' is ..

1. ich
2. er
3. ihn

U wordt in de vierde naamval

1. Sie
2. Ihnen
3. euch
4. uns

Wat is 'wij' in de derde naamval?

1. ihnen
2. euch
3. uns
4. Ihnen

De vierde naamval van hem is ..

1. ihm
2. er
3. ihn

Wat is 'jullie' in de derde naamval?

1. Ihnen
2. euch
3. wem
4. ihm