Grammaire - werkwoordtijd: Passé Composé

Le passé composé
1 / 38
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Le passé composé

Slide 1 - Slide

Unité 1 - Grammaire II - Passé Composé
Deel 1: passé composé met 'avoir'
  • Schriftelijke uitleg
  • Uitlegfilmpje werkwoord (youtube)
  • Oefenvragen
Deel 2: passé composé met 'être'
  • Schriftelijke uitleg
  • Uitlegfilmpje werkwoord (youtube)
  • Uitlegfilmpje werkwoord (boek)
  • Oefenvragen
Algemeen
  • Websites met extra oefeningen

Slide 2 - Slide

HV3 - Le Passé Composé
Deel 1: passé composé met 'avoir'
  • Schriftelijke uitleg
  • Uitlegfilmpje werkwoord (youtube)
  • Oefenvragen
Deel 2: passé composé met 'être'
  • Schriftelijke uitleg
  • Uitlegfilmpje werkwoord (youtube)
  • Uitlegfilmpje werkwoord (boek)
  • Oefenvragen
Algemeen
  • Websites met extra oefeningen

Slide 3 - Slide

Deel 1: Grammaire | Passé Composé met avoir
Bekijk de theorie op de slide hiernaast of in je boek.

Noteer in je schrift waar de passé composé uit bestaat en hoe je een voltooid deelwoord maakt voor een werkwoord op (-er), bekijk het voorbeeld.

Slide 4 - Slide

Grammaire | Passé Composé
Bekijk de theorie op de slide of in je boek.

Noteer de uitzonderingen in je schrift.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Uit welke elementen bestaat de passé composé in het Frans? Sleep die elementen naar het juiste vakje
Grammaire | Passé Composé
Hulpwerkwoord avoir of être
lijden voorwerp
Heel werkwoord (infinitief)
Voltooid deelwoord
onderwerp

Slide 7 - Drag question

I. Les pronoms personnels (onderwerp)
Enkelvoud
Meervoud
Ik
Jij
Hij
Zij (ev.)
Men,
We
Wij
Jullie, U
Zij (mnl.)
Zij
(vrl.)
Je
Tu
Il
Elle
On
Nous
Vous
ils
Elles

Slide 8 - Drag question

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
II. Hulpwerkwoord 'avoir'
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 9 - Drag question

parler
regarder
écouter
voyager
travailler
acheter
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
IIIa. Voltooid deelwoord (regelmatig op -er)
Infinitief      | Voltooid deelwoord 
parlé
regardé
écouté
voyagé
travaillé
acheté

Slide 10 - Drag question


Passé composé met hulpwerkwoord avoir
Vertaal: U heeft gepraat

Slide 11 - Open question


Passé composé met hulpwerkwoord avoir
Vertaal: Jij hebt gekocht

Slide 12 - Open question


Passé composé met hulpwerkwoord avoir
Vertaal: Jean en Marie hebben gekeken

Slide 13 - Open question

partir
sortir
reussir
attendre
vendre
descendre
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
IIIa. Voltooid deelwoord (regelmatig op -ir / -re )
Infinitief     | Voltooid deelwoord 
Havo 2 hoeft deze allemaal (nog) niet te kennen.
parti
sorti
réussi
attendu
vendu
descendu

Slide 14 - Drag question


Passé composé met hulpwerkwoord avoir
Vertaal: Ik heb gewacht (attendre)

Slide 15 - Open question


Passé composé met hulpwerkwoord avoir
Vertaal: Men heeft verkocht (vendre)

Slide 16 - Open question

Passé composé
faire
j'ai
prendre
tu as
être
il a
avoir
on a
vouloir
nous avons
IIIb. Voltooid deelwoord (onregelmatige)
fait
été
eu
pris
voulu

Slide 17 - Drag question


Passé composé met hulpwerkwoord avoir
Vertaal: Jij bent geweest (être)

Slide 18 - Open question


Passé composé met hulpwerkwoord avoir
Vertaal: Ik heb gemaakt/gedaan (faire)

Slide 19 - Open question


Passé composé met hulpwerkwoord avoir
Vertaal: Wij hebben gehad (avoir)

Slide 20 - Open question

Einde deel 1
Fini (klaar)
Je hebt nu alles geleerd over de passé composé met het hulpwerkwoord avoir (ik heb gehad, wij hebben gepraat etc.)
Extra oefenen? Zie alle oefenwebsites aan het einde van deze LessonUp.
 
Maak nu exercice 16A en exercice 16F

Deel 2 
Hierna komt deel 2. Hier leer je alles over de passé composé met het hulpwerkwoord être  (ik ben gegaan, wij zijn gevallen etc.)

Slide 21 - Slide

Einde deel 1
Fini (klaar)
Je hebt nu alles geleerd over de passé composé met het hulpwerkwoord avoir (ik heb gehad, wij hebben gepraat etc.)
Extra oefenen? Zie alle oefenwebsites aan het einde van deze LessonUp.
 
Maak paragraaf 6 uit cahier de français (exercice ABC)
Servez-vous du livre de français troisième année.

Als je klaar bent --> voer nu deel 2 uit.

Slide 22 - Slide

Deel 2: Grammaire | Passé Composé met être
Schrijf dit rijtje op.
Let Op; uitleg gaat verder op volgende pagina.

Schrijf boven je aantekeningen:
Passé Composé met être

Slide 23 - Slide

Grammaire | Passé Composé met être
Maak hier voor jezelf een samenvatting van.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Uit welke elementen bestaat de passé composé in het Frans? Sleep die elementen naar het juiste vakje
Passé  composé
Hulpwerkwoord avoir of être
lijden voorwerp
Heel werkwoord (infinitief)
Voltooid deelwoord
onderwerp

Slide 26 - Drag question

Les pronoms personnels
Enkelvoud
Meervoud
Ik
Jij
Hij
Zij (ev.)
Men,
We
Wij
Jullie, U
Zij (mnl.)
Zij
(vrl.)
Je
Tu
Il
Elle
On
Nous
Vous
ils
Elles

Slide 27 - Drag question

gaan
aller
komen

venir
aankomen

arriver
vertrekken

partir
naar binnen gaan
entrer
uitgaan

sortir
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
Voltooid deelwoorden met hulpwerkwoord être
Nederlands                    | Voltooid deelw.     | Frans infinitief
Deel 1, van de werkwoorden die in de passé composé het hulpwerkwoord être krijgen.
allé
venu
arrivé
parti
entré
sorti

Slide 28 - Drag question

Passé composé
mnl.ev
(il, le livre, Pierre etc.)
vrl.ev.
(elle, la table, Marie etc.)
mnl.mv
(les garçons)
vrl.mv
(les filles)
IIIb. Voltooid deelwoord (onregelmatige)
Wat moet er achter het voltooid deelwoord komen als de passé composé vervoegd wordt met hulpwerkwoord être?
- (niets)
+es
+ e
+s

Slide 29 - Drag question

monter
instappen
descendre

naar beneden gaan
rester

blijven
rentrer

naar huis gaan
retourner

teruggaan
tomber

vallen
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
Voltooid deelwoorden met hulpwerkwoord être
Nederlands                    | Voltooid deelw.     | Frans infinitief
Deel 2, van de werkwoorden die in de passé composé het hulpwerkwoord être krijgen.
monté
descendu
resté
rentré
retourné
tombé

Slide 30 - Drag question


 Grammaire 'Passé composé' | être
Pierre ...... (tomber)
A
tombe
B
est tombé
C
est tombée
D
est tombés

Slide 31 - Quiz


 Grammaire 'Passé composé' | être
Monsieur, vous ..... ? (rester)
A
restez
B
êtes restée
C
êtes restés
D
êtes resté

Slide 32 - Quiz


Grammaire 'Passé composé' | être
Les filles .... ..... à Paris (aller)
A
vont
B
ont été
C
sont allé
D
sont allées

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Link

Einde deel 2
Fini (klaar)
Je hebt nu alles geleerd over de passé composé met het hulpwerkwoord avoir en être
Extra oefenen? Zie alle oefenwebsites aan het einde van deze LessonUp.
 
Maak nu exercice 16BCD en exercice 16GH 

Slide 35 - Slide

Einde deel 1
Fini (klaar)
Je hebt nu alles geleerd over de passé composé met het hulpwerkwoord avoir (ik heb gehad, wij hebben gepraat etc.)
Extra oefenen? Zie alle oefenwebsites aan het einde van deze LessonUp.
 
Maak paragraaf 6 uit cahier de français (exercice ABC + exercice AB)
Servez-vous du livre de français troisième année.

Slide 36 - Slide

Extra oefenen ? 1/2
Onbeperkte oefeningen:
  • www.verbuga.eu [ klik op Nederlandse vlag!]
  • Temps (tijd): 
    * = passé composé
    ** = présent +  passé composé (voor het verschil)
  • Irréguliers (onregelmatige) : avoir & être (faire)
  • réguliers: arriver, parler
  • Vink aan: Nederlands - Frans
  • Bevestig
  • Probeer zo veel mogelijk op 100% te houden.

Slide 37 - Slide

Extra oefenen ? 2/2
Websites

Slide 38 - Slide