Herhaling les 1 ontstaan Franse revolutie

Herhaling les 1


Tijd van pruiken en revoluties



Voor de revolutie
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling les 1


Tijd van pruiken en revoluties



Voor de revolutie

Slide 1 - Slide



Inhoudsopgave



Aan het einde van deze les heb je herhaalt:
  • Hoe Frankrijk eruitziet voor de revolutie
  • Welke drie oorzaken van belang zijn voor het ontstaan van de Franse revolutie

Slide 2 - Slide

Tijdvak 1
Tijdvak 2
Tijdvak 3
Tijdvak 4
Tijdvak 5
Tijdvak 6
Tijdvak 7
Tijdvak 8
Tijdvak 9
Tijdvak 10

Slide 3 - Drag question

Welke omschrijving hoort bij welk tijdvak?
tijdvak 1
tijdvak 2
tijdvak 3
tijdvak 4
tijdvak 5
tijdvak 6
tijdvak 7
tijdvak 8
tijdvak 9
tijdvak 10
Ontdekkers en hervormers
Steden en staten
Jagers en boeren
Grieken en Romeinen
Wereld- oorlogen
Televisie en computer
Pruiken en revoluties
Monniken en ridders
Regenten en vorsten
Burgers en stoommachines

Slide 4 - Drag question

Wanneer?
  • Tijdvak 7: de tijd van pruiken en revoluties.
  • 1700 - 1800.
  • Vroegmoderne tijd.

Slide 5 - Slide

Waar?
  • Frankrijk.
  • Op een na rijkste land in Europa
  • Grootste leger van de wereld

Slide 6 - Slide

Absolutisme
  • Manier van besturen waarbij de koning alle macht heeft.
  • Bijvoorbeeld: Lodewijk XIV

Slide 7 - Slide

Lodewijk XIV
  • Zonnekoning: alles draaide om de koning. Hij was het middelpunt van de samenleving.
  • Zijn wil was wet. De bevolking moest luisteren naar hem -> absolutisme.

Slide 8 - Slide

Versailles
  • Paleis van Lodewijk XIV.
  • 700 kamers.
  • Edelen moesten hier wonen -> de koning kon ze zo in de gaten kon houden.
  • Slechte hygiëne.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Standenmaatschappij
  • Eerste stand: geestelijkheid.
  • Tweede stand: adel.
  • Derde stand: boeren.

Slide 11 - Slide

Eerste stand
  • Geestelijkheid;
  • Bisschoppen;
  • Priesters.

Zij hoefden geen belasting te betalen.

Slide 12 - Slide

Tweede stand
  • Adel;
  • Edelen.

Ook zij hoefden geen belasting te betalen.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Derde stand
  • Boeren;
  • De rest van de bevolking.

  • Zij moesten belasting betalen.
  • Boeren moesten een deel van de oogst afstaan.
  • Ze hadden niets te vertellen over het bestuur.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Welke Lodewijk was destijds koning van Frankrijk?
A
de 14de (XIV)
B
de 15de (XV)
C
de 16de (XVI)
D
de 17de (XVII)

Slide 17 - Quiz

Wie was de vrouw
van Lodewijk XVI?
A
Marie-Jose
B
Antoinette-Catherina
C
Marie-Antoinette
D
Catherina

Slide 18 - Quiz

Welk antwoord is juist?
A
De adel betaalde de meeste belasting in Frankrijk
B
De burgers betaalden de meeste belasting in Frankrijk
C
De geestenlijke betaalden de meeste belasting in Frankrijk
D
De koning betaalde de meeste belasting in Frankrijk

Slide 19 - Quiz

Wat was het absolutisme?
A
De vorst bepaalt alles en hoeft aan niemand verantwoording af te leggen.
B
Een samenleving die uit drie standen bestond: geestelijken, edelen en burgers.
C
Het volk (burgers) mag zelf de bestuurders kiezen.
D
Onderzoeken door te experimenteren, goed te kijken en daarvan te leren.

Slide 20 - Quiz