This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Schuifvragen klimaat en landschap
Slide 1 - Slide
Het saldo van de inkomende kortgolvige straling van de zon en de langgolvige uitstraling van de aarde op een bepaalde plaats. Dit saldo kan positief zijn (stralingsoverschot) of negatief (stralingstekort).
stralingsbalans
Slide 2 - Drag question
TOPPEN IN ANDES TEGEN SMELTEN
De toppen in de Andes worden wit geverfd om het
van de gletsjers tegen te gaan. Zonlicht kaatst terug op de witte toppen, en zo wordt de omgeving van de toppen
, aldus de uitvinder Eduardo Gold.
smelten
gekoeld
gewit
Slide 3 - Drag question
wet van Buys Ballot
corioliseffect
atmosferische circulatie
mondiale windsystemen
hoge
luchtdrukgebied
lage
luchtdrukgebied
Wet die de afbuiging van lucht bij stroming van hoge druk naar lage druk formuleert: ‘Met de wind in de rug (dus bezien vanaf een hogedrukgebied) ondervindt de wind op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links’.
Het effect dat luchtstromen een afwijking krijgen door de draaiing van de aarde. Op het noordelijk halfrond is deze afwijking naar rechts, op het zuidelijk halfrond naar links.
De verplaatsing van lucht in de atmosfeer via de circulatiecellen en windsystemen. Zorgt op aarde voor energietransport van de lage breedten naar de hoge breedten.
De verplaatsing van lucht in de atmosfeer via de circulatiecellen en windsystemen. Zorgt op aarde voor energietransport van de lage breedten naar de hoge breedten.
Gebied met hoge luchtdruk en daardoor een dalende luchtbeweging en het uitstromen van lucht naar alle richtingen (divergentie). Wordt gekenmerkt door een wolkeloze hemel en droogte.
Gebied met lage luchtdruk en dus met een opstijgende luchtbeweging en het toestromen van lucht uit alle richtingen (convergentie). Wordt gekenmerkt door wolkenvorming en neerslag.
Slide 4 - Drag question
Weinig lucht
Veel lucht
Stroming van
H naar L
Dalen van lucht
Uitzetten en stijgen van lucht
Relatief koud
Relatief warm
Slide 5 - Drag question
Zone van lage luchtdruk rondom de evenaar die het gevolg is van de intensieve verhitting op plaatsen met een loodrechte zonnestand. De ITCZ heeft geen vaste ligging maar verschuift met het verplaatsen van de loodrechte zonnestand. Omdat land sneller opwarmt dan zee, is de verschuiving boven land het sterkst.
Constant waaiende wind aan het aardoppervlak van het subtropisch hogedrukgebied rond 30° breedte naar de Intertropische Convergentiezone (ITCZ) rond de evenaar.
Een passaat waarbij sprake is van een halfjaarlijkse omkering van de windrichting. In de zomer is er een natte moesson (sterke verhitting en lage luchtdruk) en in de winter een droge moesson (afkoeling en hoge luchtdruk).
Intertropische Convergentiezone (ITCZ)
passaat
moesson
Slide 6 - Drag question
hydrologische kringloop
oceanische circulatie
warme zeestromen
koude zeestromen
De verplaatsing van water over de aarde.
Het stromingspatroon over de aarde van het zeewater in de oceanen.
Zeestroom die opgewarmd water uit de (sub)tropen naar hogere breedten vervoert.
Zeestroom die koud water uit de polaire zone naar de tropen vervoert.
Slide 7 - Drag question
Hieronder staat de kringloop van water. Sleep de juiste woorden naar de juiste nummers.
waterdamp
zeewater
sneeuw
grondwater
regenwater
condensatie
Slide 8 - Drag question
Savanne klimaat
Toendra klimaat
Tropisch regenwoud- klimaat
Land-
klimaat
Woestijn- klimaat
Steppe- klimaat
Pool-klimaat
Slide 9 - Drag question
Kisangani
Gao
Singapore
Perth
Darwin
Niamey
Mumbai
Kaapstad
Cuiaba
Slide 10 - Drag question
Af
Aw
BS
BW
Cs
Cw
Cf
Df
Dw
E
Slide 11 - Drag question
Alle veranderingen in het landschap die het vermogen van de bodem verminderen om het natuurlijke ecosysteem in stand te houden.
Het verdwijnen van bos door houtkap voor economische doeleinden of om land te winnen.
Verdwijnen van de bodembeschermende plantengroei door een te intensieve beweiding door vee.
Kunstmatige bevloeiing of beregening van het land.
Een verandering van het klimaat door natuurlijke en/of menselijke oorzaken.
Het vermogen van een ecosysteem om zichzelf in stand te houden.
Het opnemen en afvoeren van gronddeeltjes aan de bovenkant van de bodem door wind of water. Kan door de mens versneld worden, bijvoorbeeld door ontbossing.
Toename van de concentratie aan zouten in en op de bodem en in het water. Is vaak het gevolg van het verdampen van irrigatiewater.
Het doorspoelen van de bodem met zoet water en het afvoeren van dat water om zouten uit de bodem te verwijderen.